Meteen naar document

Samenvatting vorm en functie

Samenvatting boek
Vak

Vorm en functie (AB_1162)

185 Documenten
Studenten deelden 185 documenten in dit vak
Studiejaar: 2017/2018
Geüpload door:
0volgers
18Uploads
3upvotes

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Samenvatting vorm en functie

Hoofdstuk 1

1-3 Anatomy and physiology are closely integrated

  • Principle of complementarity of structure and function: alle specifieke functies worden uitgevoerd door specifieke structuren, en de vorm van een structuur is gerelateerd aan zijn functie.

Anatomy -Twee verdelingen: gross anatomy en miscroscopic anatomy

Gross anatomy -Grote structuren bekijken -> zonder microscoop (lijk bekijken) -> soorten: oppervlakte anatomie, regionale anatomie, systemische anatomie, klinische anatomie, ontwikkelings anatomie

Microscopic anatomy -Structuren die we niet kunnen zien zonder vergroting -> microscoop -> subgroepen: cytology (individuele cellen), histology (bekijken van weefsels)

Physiology -> de studie naar werking en functies van het menselijk lichaam -> meer specialiteiten zoals bijv.: cel fysiologie, orgaan fysiologie, systemische fysiologie, pathologische fysiologie

1-4 Levels of organization progress from molecules to a complete organism -Niveaus organisatie menselijk lichaam: -> chemische level: atomen -> celullaire level: cellen -> weefsel level: weefsels -> orgaan level: organen -> orgaan systeem level: orgaan systemen -> organisme level: organismen

1-5 Homeostasis is the state of internal balance -Homeostasis= bestaan van een stabile interne omgeving -> vitaal voor organisme overleving -> homeostatische regulatie= aanpassing van fysiologische systemen om homeostase te onderhouden -> twee mechanismes: 1) autoregulatie: als een cel, weefsel of een orgaan zich aanpast als reactie op een omgevingsverandering 2) extrinsic regulatie: proces voortkomend van activiteit van het zenuwstelsel of het endocriene systeem -> deze pikken omgevingsverandering op en geven signaal door

-> homeostatische regulatie mechanisme bestaat uit drie onderdelen: 1) een receptor (sensor gevoelig voor stimulus) 2) controle center (ontvangt info en verwerkt deze) 3) een effector (cel of orgaan die reageert

Hoofdstuk 4

4-1 The four tissue types are epithelial, connective, muscle and neural -Studie van de weefsels = histologie -4 typen weefsel: 1) epitheelweefsel: bedekt blootgestelde oppervlakten, lines interne passeerroutes en kamers en vormt klieren 2) bindweefsel: vult interne ruimtes, zorgt voor structurele support van andere weefsels, transporteert materialen in het lichaam en slaat energie op. 3) spierweefsel: gespecialiseerd voor contractie en bevat de skeletspieren van het lichaam, de hartspier, en de spierwanden van holle organen. 4) zenuwweefsel: draagt informatie van ene deel van het lichaam naar de ander in de vorm van elektrische impulsen.

4-2 Epithelial tissue covers body surfaces, lines cavities and tubular structures, and serves essential functions -Includes epitheel en klieren -> epitheel: cellagen die interne of externe oppervlakten bedekken -> klieren: structuren die voorzien in vloeistof secretie (zitten vast aan of komen voort uit epitheel) -Epitheel bedekt het blootgestelde oppervlakte van je lichaam -> oppervlakte van de huid, en beschermen het spijsverterings-, ademhalings- en uitscheidingsstelsel. -> alle routes die communiceren met de buitenwereld -Karakteristieken epitheel: -Cellularity: cellen dicht bij elkaar gebonden door cell junctions (in andere weefsels cellen ver uit elkaar) -Polarity: blootgesteld oppervlak = apical surface, vastgemaakt oppervlak= basal surface -Attachment: basis van epitheel is vastgemaakt aan een dun niet-cellulair basement membraan= basal lamina -Avascularity: geen bloedvaten, voeding door difussie en absorptie -Regeneration: beschadigde cellen worden heel snel vervangen door stamceldeling (snelheid heel hoog)

Functions of Epithelial Tissue -4 functies: 1) lichamelijke bescherming (tegen chemische of biologische stoffen) 2) controleren van permeabiliteit (sommige delen veel permeabeler dan andere) 3) voorzien van gevoel (reuk, smaak, zicht, gehoor, etc) 4) produceren gespecialiseerde secreties (kliercellen, in klierepitheel produceren de meeste cellen secretie)

Squamous epithelia -Gevoelig en kwetsbaar epitheel -Op plekken waar absorptie of diffusie plaatsvindt of waar een glad, glibberig oppverlak vrijwing vermindert -> alveoli longen, omlijning borst, holtes romp omlijning hart en bloedvezels. -> mesothelium= simple squamous epitheel dat om lichaamsholtes ligt waar het hart, de longen en abdominale organen in liggen. -> pleura, pericardium en peritoneum bevatten allemaal een oppervlakkige laag hiervan -> endothelium= simple squamous epitheel dat aan de binnenkant van het hart en de bloedvaten zit -> vaak op plekken waar veel mechanische stress is -> blootgestelde oppervlaktes worden met keratine bepakt -> niet-gekeratiniseerd: orale holte, pharynx, esophagus, anus en vagina

Cuboidal Epithelia -Simple cuboidal epithelium: gelimiteerde protectie, daar waar secretie of absorptie plaatsvinden -> bijv. in de nierbuizen -Stratified cuboidal epithelium: zeldzaam, langs leidingen zweetklieren en in de grotere leidingen van de borstklieren.

Transitional Epithelia -Stratified epitheel dat rekken en terugspringen weerstaat en hiermee verandert dan ook de vorm -> in uitscheidingssysteem: blaas -> lege blaas: cuboidal -> volle blaas: squamous

Columnar Epithelia -Lang en dun -Simple columnar epitheel: in dunne darm

  • Speudostratified columnar epithelium: columnar epitheel waarin verschillende typen cellen met verschillende vormen en functies liggen (ademhalingsstelsel) -> niet helemaal stratified omdat elke epitheelcel contact heeft met het basismembraan -Stratified columnar epitheel: zeldzaam, bescherming in delen van de pharynx, epiglottis, anus en urethra

Glandular Epithelia -Collecties epitheelcellen die secreties produceren = glands (klieren) -Endocrine glands: secretie in interstitial vloeistof -Exocrine glands: secretie in passageroutes (ducts) die openen naar een epitheliaal oppervlak

Endocrine Glands -Secreties direct in interstitial fluid= hormonen -Ook wel ductless glands genoemd -Onderdeel van spijsverteringsstelsel omhulsel, pancreas, thyroid klieren, thymus en pituitary klier. Exocrine Glands

-Halen oppervalkte door vaten die uitkomen naar het huidoppervlak of op een epitheelomlijning-> passageroute die communiceert met buiten -> enzymen in spijsverteringsstelsel, transpiratie huid, tranen, en borstmelk. -Exocrine klieren zijn verdeeld op basis van hun type secretie en de structuur van de kliercellen met hun vaten Modes van secretie: 1) merocrine secretie 2) apocriene secretie 3) holocriene secretie -> 1) Product wordt afgegeven van secretie blaasjes door exocytose (slijm) -> 2) Verliezen van een deel van het cytoplasma samen met het secretieproduct (borstvoeding) -> 3) Hele cel verpakt met het secretieblaasje, de cel scheurt dan waarbij de secretie wordt vrijgelaten, maar de cel gaat dood. (olieachtige haarbedekking)

Types van secretie: - Serous glands: secreten waterige oplossing die enzymen bevat (parotid salivary glands) - Mucous glands: secreten slijm (sublinguale en submucosale klieren van de dunne darm) - Mixed exocrine glands: verschillende typen kliercellen bij elkaar-> ene slijm ander waterige oplossing – bijv. submandibulare klieren

Gland structuur:

  • Unicellular glands: klieren (alleen slijmcellen in trachea en dunne darm)
  • Multicellular glands: klierepitheel en aggregaties van kliercellen die exocriene en endocriene secretie produceren -> drie karakteristieken gebruikt om structuur van meercellige exocriene klieren te beschrijven:
    1. structuur van het kanaal (simple klier= 1 kanaal dat niet uitloopt, compound klier= kanaal verdeelt aantal keer op weg naar kliercel)
    2. vorm van het secretoire deel van de klier (tubular= cellen vierkant, alveolar/acinar=tandvormig/zakvormig, tubuloalevolar/tubuloacinar=klieren die vierkantjes en zakjes vormen)
    3. de relatie tussen de kanalen en de kliergebieden (branched= als verschillende secretoire gebieden een kanaal delen)

4-4 Connective tissue provides a protective structural framework for other tissue types - Laag basismembraan van al het epitheelweefsel is gemaakt van bindweefsel -> bindweefsel verbind het epitheel aan de rest van het lichaam -Bindweefsel 3 basis overeenkomsten: 1. gespecialiseerde cellen 2. extracellulaire eiwit fibers 3. een vloeistof bekend als grondsubstantie -> extracellulaire fibers en de grondsubstantie vormen de matrix om cellen -> nooit blootgesteld aan buiten omgeving -> veel bloedvaten ering -> bevatten receptoren (pijn, druk, temperatuur, etc.)

  1. Collageen vezel: lang, recht, onvertakt. Bestaat uit een bundel van vezelachtige eiwitten om elkaar heen. Flexibel en enorm sterk. 2. Reticulair vezel: dunner dan collageen vezels, vertakt netwerk-> stug, maar wel flexibel. Netwerk = stroma -> stabiliseren plek van organen, bloedvaten, etc. 3. Elastische vezels: vertakt en bobbelig.

-> Grondsubstantie: vult ruimtes tussen cellen en omgeeft bindweefsel vezels, in proper is het helder, kleurloos en kleverig -> door laatste bacteriën moeilijk er doorheen -> hierdoor makkelijker voor pathogenen om te vangen

Embryonic Connective Tissues: -Mesenchym is eerste soort bindweefsel in embryo (stervormig met stamcellen) -Mucous bindweefsel wordt in embryo gevonden waaronder in navelstreng -> volwassenen geen vorm van embryo bindweefsel meer

Loose Connective Tissue: -Vullen ruimtes tussen organen, stabiliseren gespecialiseerde cellen en supporten epitheel. -Omgeven en ondersteunen bloedvaten en zenuwen, slaan vloeistoffen op en zorgen voor een route voor diffusie -> areolar tissue, adipose tissue en reticular tissue

-> Areolar weefsel: alle cellen en vezels van bindweefsel los gerangschikt -> erg elastisch, geen schade bij draaiing -> scheidt huid van diepere structuren -> vaak drugs hier toegediend want grote bloedvoorziening -> Adipose weefsel: (vet) bescherming tegen stoten, vertraagd warmteverlies en dienst als vuller of verpakking van structuren. -> meeste vet = wit vet: geel/witte kleur -> bruin vet= vet rond de schouders, nek bevat veel bloedvaten en mitochondriën -> vetcellen gaan nooit dood, maar worden kleiner in grote en laten zo voedingsstoffen vrijkomen -> bij te veel voeding komen uit mesenchymale cellen vetcellen-> zo wordt areolar weefsel, adipose weefsel -> Reticular weefsel: vormt stroma om organen

Dense Connective Tissue: -Collageenachtig weefsel (meest voorkomend)

  • Dense regular bindweefsel: collageen ligt parallel, dichtverpakt, in zelfde richting als kracht op weefsel (pezen) -Ligamenten: binden ene bot aan andere -Aponeurosis: binden brede platte spier aan andere spier of bot (handpalmen en voetzolen)

  • Dense irregular bindweefsel: ingewikkeld vlechtwerk zonder patroon -> ondersteunen en versterken gebieden die stress van alle richtingen krijgen (sterke huid bijv)

-> zit om kraakbeen en botten (behalve bij gewrichten) -> Capsule: laag om interne organen

Fluid Connective Tissue -In bloed waterige matrix = plasma -> bevat bloedcellen en fragmenten van cellen (rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes) -> Arterien: bloed weg van het hart in het weefsel -> Capillairen: haarvaten -> Veins: overgebleven bloed haarvaten terug naar hart

4-8 The three types of muscle tissue are skeletal, cardiac and smooth

Skeletal Muscle Tissue -Lange en dunne spiervezels -Multinucleate= meerkernig -Nieuw weefsel: delingen van myosatellite cellen (stamcellen) -> hierdoor deels gerepareerd na beschadiging

  • Striated voluntary muscle: moet gestimuleerd worden door zenuwen -Bevat ook bindweefsel, zenuweefsel

Cardiac Muscle Tissue -in hart-> kleinere cel dan skeletspierweefsel -Intercalated discs: hier cellen aan elkaar door desmosomen, proteoglycans en gap junctions. -> gap junctions zorgen ervoor dat ion beweging kan om contracties te doen voortbewgen -> desmosomen en proteoglycans trekken de cellen tegen elkaar bij samentrekking

  • Striated involuntary muscle (gestreept): geen controle over

Smooth Muscle Tissue -wanden bloedvaten, om holle organen, en in lagen rondom ademhalings-, cardiovasculair-, spijverterings- en voortplantingsstelsel. -Cellen kunnen delen -Door andere verdeling myosine en actine geen streping

  • Nonstrated involuntary muslce : geen controle over, niet gestreept

4-9 Neural tissue responds to stimuli and propogates electrical impulses throughout the body - 89% van zenuwweefsel zit in de hersenen

-> doordat groepen embryotische cellen (myoblasten) samensmelten -> elke kern laat deelname van myoblast zien -> sommige smelten niet samen -> Ze bevatten bandjes of strepen -> door actine en myosine

The Sarcolemma and Transverse Tubules

  • Sarcolemma: omgeeft sarcoplasma/cytoplasma van de spiervezel –> heeft een membraanpotentiaal -> verandering hierin is eerste stap naar spiercontractie -> signaal moet snel worden doorgegeven zodat spier tegelijk samentrekt -> signaal door T-tubulus (Transverse tubulues) -> dunne vaten langs het sarcolemme die diep in sarcoplasma gaan -> Impulses over het sarcolemma gaan ook over de T-tubulus de cel in -> actie potentialen zorgen voor spiercontractie

Myofibrils -Myofibril: -> ½ micrometer in diameter -> zijn zo lang als gehele cel -> vertakkingen van T-tubuli zitten om elke myofibril -> actieve verkorting van myofibrillen zorgt voor spier samentrekking -> bestaan uit eiwitten: myofilamenten -> dunne filamenten: actine -> dikke filamenten: myosine -> ze zitten vast aan het sarcolemma die weer vastzit aan het collageen van de pees, dus als een myofibril samentrekt wordt de hele cel korter -> mitochondriale activiteit en glucose langs de myofirbrillen voorzien deze van energie

The Sarcoplasmic Reticulum -> vormt vatennetwerk om elke individuele myofibril -> T-tubulus is gebonden aan het membraan van de SR -> terminal cisternae: plek waar SR ingesnoerd is door T-tubuli -> Ca2+ wordt hier ook naar vervoerd, bevatten calsequestrium die calcium bindt -> triad: combinatie van terminal cisternae plus T-tubulus -Spiercontractie begint als opgeslagen calcium wordt vrijgelaten in het cytosol -> deze diffuseren in individuele contractieenheden genaamd sarcomeren

Sarcomeres ->bevat: 1)dikke filamenten 2)dunne filamenten 3)eiwitten die de positie van dikke en dunne filamenten stabiliseren 4)eiwitten die de interactie tussen dikke en dunne filamenten reguleren -> bevat donkere banden genaamd A-banen en lichte banden genaamd I-banden

\

The A-Band: -> Dat deel waar de dikke filamenten zich bevinden (vaak overlapping met dunne filamenten)

-> 3 subonderdelen: 1. M-line: het midden van de A band-> waar dikke filamenten aan elkaar zitten 2. H-Band: lichtere regio aan elke kant van de M-line (geen dunne filamenten) 3. Zone of overlap: waar dikke en dunne filamenten elkaar overlappen -> door plek T-tubuli komt calcium binnen waar dunne en dikke filamenten interact

The I-Band: -> regio sarcomeer waar dunne filamenten zitten, maar geen dikke filamenten -> tussen A-band ene sarcomeer en andere sarcomeer -> Z-line: markering van overgang ene naar andere sarcomeer (bestaat uit actinins) -> omgeven door intermediate filamenten die myofibrillen laat interacteren -> titin: uit toppen van dikke filamenten naar knooppunt Z-line, lopen langs dunne filamenten -> taak: filamenten juiste plek laten houden en naar rustsarcomeer lengte terugkeren na contractie

Thin FIlaments: 5-6 nm/1 micrometer -> vier eiwitten: F-actin, nebulin, tropomyosine en troponine

-> F-actine bestaat uit moleculen G-actine -> active site G-actine: daar waar myosine kan binden -> nebulin is de streng in het midden (niet te zien op plaatje) -> houdt het samen -> in rust voorkomt het troponine-tropomyosine complex binding met myosine -> in rust is Ca2+ concentratie laag en zijn bindingsplekken hierop leeg -> active sites komen pas bloot te liggen als calcium op bindingsplaatsen bindt -> Z-line ook wel Z-disc: omdat het lijkt op een disc met een open vlechtwerk

Thick Filaments: 10-12 nm/1 micrometer -> bevat 300 myosine moleculen -> paar of myosine subunits om elkaar gebonden -> de lange staart is gebonden aan andere dikke filamenten -> vrije hoofd heeft twee globulaire eiwit subunits -> alle staarten richting M-line-> in H-band geen myosine kopjes -> elk dik filament heeft een kern van titin

  1. Calcium bindt aan troponine, deze verandert van positie waardoor actieve sites vrijkomen
  2. Aan actieve sites binden myosine kopjes
  3. Energie in myosinekopjes wordt vrijgelaten waardoor deze bewegen richting de M- line = power stroke
  4. Als een nieuwe ATP aan het myosinekopje bindt laat deze binding met de actieve site weer los
  5. Reactivatie gebeurt als myosine ATP in ADP en P splitst-> kopje in beginpositie

Relaxation -Hoe lang contractie duurt afhankelijk van:

  1. periode van stimulatie bij neuromuscular junction
  2. aanwezigheid van vrije calciumionen in het cytosol
  3. beschikbaarheid van ATP -> twee processen die ervoor zorgen dat Ca2+ concentraties dalen:
    1. actieve Ca2+ transport over het sarcolemma in de extracellulaire vloeistof
    2. actieve Ca2+ transport in SR -> als Ca2+ afneemt:
    1. calcium ionen laten los van troponine
    2. troponine gaat terug naar zijn originele positie
    3. actieve sites op actine zijn bedekt door tropomyosine

10-8 Cardiac muscle tissue differs structurally and functionally from skeletal muscle tissue -Alleen in het hart

Structural Characteristics of Cardiac Muscle Tissue -Prikkelbare membranen -Bevatten myofibrillen en sarcomeren -Verschillen skeletspiervezels en hartspiercellen: -> hartspiercellen zijn klein (10-20 micrometer d en 50-100 micrometer lengte) -> een hartspiercel heeft 1 centraal geplaatste kern en de cellen zijn vertakt -> T-tubuli zijn kort en er zijn geen triads, T-tubuli zitten eromheen op Z-line niveau (niet op zones van overlap) -> SR heeft geen terminal cisternae, actiepotentiaal in hartspiercel maakt het sarcolemma meer permeabel voor extracellulaire calciumionen -> gevoeliger voor veranderingen in extracellulaire calciumion concentratie -> hartspiercellen afhankelijk van aerobisch metabolisme voor energie (energie uit mitochondria) -> elke hartspiercel zit vast aan een andere door intercalated discs

Intercalated Discs: -> sarcolemmas van twee cellen zitten aan elkaar door gap junctions en desmosomen -> gap junctions zorgen voor ionen en kleine moleculen van ene naar andere cel -> functional synctium: hele weefsel is een enorme spiercel (werkt allemaal tegelijk)

Functional Characteristics of Cardiac Muscle Tissue -Specialiteiten hartspierweefsel: 1. Samentrekken zonder neuronstimulatie -> pacemaker cellen bepalen timing 2. Zenuwstelsel kan de hartslag aanpassen en hoeveelheid spanning tijdens contractie aanpassen 3. Contracties duren 10 keer zo lang als skeletspiervezels, langere refractoire periode en worden niet moe 4. Zal geen innervatie met skeletspiervezels optreden

10-9 Smooth muscle tissue differs structurally and functionally from skeletal and cardiac muscle

  • Rol smooth muscle in systemen: -> Integumentary system: glad spierweefsel om bloedvaten reguleert de bloedstroom van de oppervlakkige dermis; haarvaten bij erectie -> Cardiovasculair system: omvat bloedvaten, controleert distributie van bloed en reguleert bloeddruk -> Respiratory system: trekken samen om de diameter van ademhalingsroutes te veranderen en de weerstand voor lucht -> Digestive system: beweging van materialen door spieren in wanden, in galblaas trekken ze samen om gal in verteringsstelsel te krijgen -> Urinary system: verandert mate van filtratie in nieren, transport urine naar blaas, en in blaas zorgt ervoor dat urine lichaam verlaat -> Reproductive system: spermaverplaatsing, ejectie van glandulaire secreties, oocytverplaatsing, uitstoten foetus

Structural Characteristics of Smooth Muscle Tissue -> lang en dun (5-10 micrometer d en 30-200 micrometer l) -> spilvormig, centrale kern -> geen T-tubulus, SR is los netwerk -> geen streping want geen sarcomeren (nonstriated muscle) -> dikke filamenten liggen in het sarcoplasma, meer kopjes en liggen anders -> dunne filamenten zitten vast aan dense bodies (bestaan uit desmin) -> niet in lijnen dus bij samentrekking net een rollade -> Gladde spiercellen zitten aan elkaar vast door dense bodies -> wel omgeven door collageen, mar geen pezen of aponeuroses

Functional Characteristics of Smooth Muscle Tissue

Excitation-Contraction Coupling: -Trigger contractie= vrije calciumionen in cytoplasma -> in sarcoplasma: calciumionen interact met calmodulin -> bindt calcium -> calmodulin activeert enzyme myosin light chain kinase -> zorgt ervoor dat myosine kopjes aan actine kunnen

Length-Tension Relationships: -> plasticity: mogelijkheid om te functioneren over een groot aantal lengtes -> handig in spijsvertering, kan goed uitrekken

Salivary Glands -Produceren allemaal saliva: mix van kliersecreties

  1. Large parotid salivary gland: net voor het oor, maakt salivary amylase: breekt koolhydraten af. Duct komt uit boven, achterin de mond
  2. Sublingual salivary gland: onder de trong, secretie is een buffer. Ducts komen uit aan beide kanten van het lingual fernulum.
  3. Submandibular salivary gland: onder de onderkaak. Secretie van buffers, glycoproteins en salivary amylase.

Saliva: -70% uit submandibular salivary gland -25% van parotid -5% van sublingual -Functies: lubricating the mouth, moistening food, chemicalien oplossen, afbraak van koolhydraten beginnen voor het eten is doorgeslikt (salivary amylase)

Control of Salivary Secretions: -Autonomische zenuwstelsel reguleert -Elke klier parasympatisch en sympatische innervatie

24-3 The pharynx is a passageway between the oral cavity and esophagus -> route voor eten, drinken en lucht -> eerst door oropharynx en larynpharunx naar esophagys -Spieren betrokken bij slikken: -> Pharyngeale constrictor muscles: duwen het richting en in de esophagus -> Palatopharyngeus and stylopharyngeus muscles: verlichten de larynx ->Palatal muscles: verlichten het zachte gehemelte en delen van pharyngeale wand

24-5 The stomach is a J-shaped organ that receives the bolus from the esophagus and aids in chemical land mechanical digestion -Functies maag: 1. opslaan van ingeslikt voedsel 2. mechanische afbraak van ingeslikt voedsel 3. verbreken van chemische bindingen in eten door de actie van zuur en enzymen 4. productie van intrinsic factor = een glycoprotein nodig voor de opname van vitamine B12 in de dunne darm -> Chyme : ingeslikte substanties in combinatie met de secreties van de klieren van de maag

Anatomy of the Stomach -Grote en kleine kromming -Vier regio’s: 1. The cardia = kleinste deel van de maag, bovenste deel maag 3 cm van esophagus 2 The fundus = bovenste uitstulping maag 3. The body = deel tussen fundus en de bocht van de J 4. The pylorus = scherpe ronding van de J -> pyloric antum: verbonden aan het lichaam

-> pyloric canal: komt uit in duodenum -> pyloric sphincter: regelt vrijlaten chyme in duodenum

  • Rugae: vouwen in mucosa maag-> uitrekken maag mogelijk -Muscularis externa en muscularis mucosae extra spieren om te versterken en essentieel voor het maken van chyme

24-6 The small intestine digests and absorbs nutrients, and associated glandular organs assist with digestive processes -Meeste afbraak en opname in dunne darm -Pancreas levert enzymen en buffers -Lever secreteert gal -> opname en afbraak van vetten

The Small Intestine -Drie onderdelen: duodenum, jejunum, ileum -Duodenum: -> dichtst bij maag -> mix kom: chyme van maag, en secreties van pancreas en lever -> vanuit connectie met de maag gaat dudodenum in C vorm om pancreas -Jejunum: abrupte bocht markeert overgang duodenum en jejunum -> terug in peritoneale holte -Ileum: uiteinde dunne darm -> einde = ileocecal valve= spincter die vloed van materiaal reguleert van ileum in cecum van dikke darm -Positie dunne darm gestabiliseerd door: mesentery proper (mesenterie vast aan posterior body wall) -Bloedvaten zitten in het bindweefsel van de mesenterie

Pancreas -posterior ten opzichte van maag-> verlengt uit duodenum richting milt -Pancreas = retroperitoneaal -> gebonden aan posteriore wand in de buikholte -Oppervlakte is lobachtig -Exocrien orgaan: maakt buffers en enzymen -> pancreatic duct: levert deze secreties aan het duodenum -> pancreatic duct komt bij de common bile duct-> deze twee duct stromen dan leeg in de duodenale ampulla (ampulle van Vater)

The Liver -Grootste viscerale orgaan

Anatomy of the Liver: -Bedekt door visceraal peritoneum

  • Falciform ligament: markeert verdeling linker en rechter lob
  • Round ligament: verdikking aan de achterkant van het falciform ligament -Vena cava markeert aan de achterkant de verdeling tussen de rechter lob en de kleine caudate lob -> hieronder ligt de quadrate lob tussen linker lob en galblaas -Bloedvaten bereiken lever via lesser omentum en komen samen in de porta hepatis

-> te geconcentreerd: kristallen van onoplosbare mineralen en zouten vormen = galstenen (vaak weggespoeld, soms te groot)

24-7 The large intestine is divided into three parts with regional specialization -Begint bij einde ileum en eindigt bij anus, omgeeft dunne darmen -3 delen: 1. Cecum 2. The colon 3. The rectum

The Cecum -Ileum opent in cecum bij de ileocecal valce -Appendix aan achterkant in het midden van het cecum

The Colon -Kenmerken colon: -> wand vormt serie van zakjes = haustra (zorgen voor uitrekking) -> teniae coli : drie verschillende banden van glad spierweefsel -> lopen over oppverlak colon-> spierspanning hierin zorgt voor haustra -> omental appendices: serosa van colon bevat vetzakjes -Vier delen colon: 1. ascending colon (opstijgend): begin bij cecum en eind na scherpe bocht naar links bij de right colic flexure 2. transverse colon (transversaal): kruist abdomen van links naar rechts, gescheiden van buikwand door greater omentum, vlakbij milt maakt het een bocht bij de left colic flexure 3. descending colon (dalend): Bij de iliac fossa buigt de colon bij de sigmoid flexure en wordt de sigmoid colon 4. sigmoid colon : S-vormig segment dat uitkomt in het rectum -Bloed van vertakkingen van superior mesenterica en inferior mesenterica

The Rectum -Laatste 15 cm van spijsverteringsstelsel -Anaal kanaal bevat kleine longitudinale vouwen genaamd anale columns

  • Internal anal sphincter: circulaire laag van muscularis externa, geen controle over
  • External anal sphincter: controle over, ring van skeletspiervezels

24-1 The digestive system, consisting of the digestive tract and accessory organs, has overlapping food utilization functions -Bestaat uit een spierachtige buis -> oral cavity, pharynx, esophagus, stomach, small intestine, large intestine. -> accessory organs: tanden, tong, salivary glands, liver, gallbladder, pancreas

Functions of the Digestive System

  1. Ingestion (inname) van voedsel of vloeistof

  2. Mechanisch processen= kauwen/mixen/bewegen = oppervlaktevergroting om beter door enzymen te kunnen worden aangevallen

  3. Digestion (vertering)= chemische afbraak van eten in kleine organische fragmenten

  4. Secretion= vrijlaten van water, zuren, enzymen, buffers en zouten in het epitheel van het verteringsstelsel

  5. Absorption= beweging van voedingsstoffen over het epitheel in de interstitiale vloeistof

  6. Excretion= verwijderen van overblijfselen uit het lichaam

The Digestive Organs and the Peritoneum -Buikholte is bekleed met peritoneum -> Visceraal peritoneum: bedekt organen die liggen in de peritoneale holte -> Parietaal peritoneum: bedekt het binnenste oppervlak van de lichaamswand -> tussen beide: peritoneale vloeistof waardoor ze goed over elkaar glijden

Mesenteries: -> membraan dat parietaal peritoneum verbindt met visceraal peritoneum -> dubbelle lagen van periotoneaal membraan -> weefsel ertussen is een route voor bloedvaten, zenuwen en lymfevaten -> voorkomen dat organen vestrengeld raken -> overblijfselen ventrale mesenterium: -> lesser omentum: positie maag en bloedtoevoer -> falciform ligament: stabiliseert de positie van de lever -> dorsale mesenterium: -> greater omentum: grote buidel die aan de onderkant de buikwand en anterior om de dunne darm heen ligt (vetschort) -> mesentery proper: dik mesenteriaal blad waar hele dunne darm doorheen hangt (behalve eerste 25 cm) -> retroperitoneaal: achter het peritoneum (duodenum, pancreas) -> mesocolon= mesenterium bij een deel van de dikke darm -> van ascending, descending en rectum spelt samen met buikwand en worden zo retroperitoneaal -> alleen transverse mesocolon en sigmoid mesocolon nog over in volwassene

Histology of the Digestive Tract

  1. Mucosa. 2. Submucosa. 3. Muscularis externa. 4. Serosa

  2. Mucosa: slijmachtig membraan, epitheel en lamina propria -> epitheel: oral cavity, phraynx en esophagus = meeste stress= stratified ->columnar: stomach, small intestine, large intestine -> lamina propria bevat op plekken ook de secretoire slijmkliercellen -> bestaat uit gladspierweefsel en elastische vezels = muscularis mucosae -> eerst laag circulair dan longitudinaal

  3. Submucosa: dichte laag bindweefsel met lymfevaten en bloedvaten

  4. Muscularis externa: gladde spiercellen -> eerst circulair dan longitudinaal -> myenteric plexus/plexcus van Auerbach: gangliacellen, neuronen, en vezels -> parasympatisch laat spierspanning toenemen, sympatisch af

  5. Serosa: vezelachtig membraan -> geen serosa in oral cavity, pharynx, esophagus, rectum 24-4 The esophagus is a muscular tube that transports solids and liquids from the pharynx to the stomach -Komt in buikholte via de esophageal hiatus (opening in diafragma)

Was dit document nuttig?

Samenvatting vorm en functie

Vak: Vorm en functie (AB_1162)

185 Documenten
Studenten deelden 185 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
Samenvatting vorm en functie
Hoofdstuk 1
1-3 Anatomy and physiology are closely integrated
-Principle of complementarity of structure and function: alle specifieke functies worden
uitgevoerd door specifieke structuren, en de vorm van een structuur is gerelateerd aan zijn
functie.
Anatomy
-Twee verdelingen: gross anatomy en miscroscopic anatomy
Gross anatomy
-Grote structuren bekijken -> zonder microscoop (lijk bekijken)
-> soorten: oppervlakte anatomie, regionale anatomie, systemische anatomie,
klinische anatomie, ontwikkelings anatomie
Microscopic anatomy
-Structuren die we niet kunnen zien zonder vergroting -> microscoop
-> subgroepen: cytology (individuele cellen), histology (bekijken van weefsels)
Physiology
-> de studie naar werking en functies van het menselijk lichaam
-> meer specialiteiten zoals bijv.: cel fysiologie, orgaan fysiologie, systemische
fysiologie, pathologische fysiologie
1-4 Levels of organization progress from molecules to a complete organism
-Niveaus organisatie menselijk lichaam:
-> chemische level: atomen
-> celullaire level: cellen
-> weefsel level: weefsels
-> orgaan level: organen
-> orgaan systeem level: orgaan systemen
-> organisme level: organismen
1-5 Homeostasis is the state of internal balance
-Homeostasis= bestaan van een stabile interne omgeving -> vitaal voor organisme overleving
-> homeostatische regulatie= aanpassing van fysiologische systemen om homeostase
te onderhouden -> twee mechanismes:
1) autoregulatie: als een cel, weefsel of een orgaan zich aanpast als reactie op
een omgevingsverandering
2) extrinsic regulatie: proces voortkomend van activiteit van het zenuwstelsel
of het endocriene systeem -> deze pikken omgevingsverandering op en geven
signaal door