Meteen naar document

Humane Anatomie en Fysiologie samenvatting, HAF, Hoofdstuk 10

Samenvatting voor het vak humane anatomie en fysiologie, HAF, hoofdstuk 10!
Vak

Humane anatomie en fysiologie (AB_1197)

31 Documenten
Studenten deelden 31 documenten in dit vak
Studiejaar: 17/18
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Vrije Universiteit Amsterdam

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.
  • Student
    BERSCRIJF BOUW VAN DE DIKKE DARM?

Gerelateerde Studylists

hafanatomie

Preview tekst

Humane anatomie en fysiologie hoofdstuk van de vier belangrijkste weefsels is spierweefsel. Spierweefsel heeft drie Skeletspieren, zorgen voor het kunnen gebruiken van Hartspieren, zorgen voor het rondpompen van Glad spierweefsel, zorgen voor regulatie van diameter kleine slagaderen, vloeistoffen en oplossingen door de zijn organen die samengesteld zijn uit skeletspierweefsel. Er vindt alleen contractie het centrale zenuwstelsel ze stimuleert. Ze bevatten ook bindweefsel, zenuwen en cel in skeletspierweefsel is een enkele spiervezel. Ze hebben zes Produceren van contracteren doordat pezen trekken aan de In stand houden van postuur en in de skeletspieren zorgt voor de lichaamshouding. Zonder constante we niet kunnen staan of Ondersteunen van zachte van skeletspieren vormen de abdominale laag van de bekkenholte. Deze het gewicht van onze viscerale organen en beschermen ons inwendig Controle houden over en uitgangen van omsingelen de openingen van de spijsvertering en urinaire kanalen. Deze ons de vrijwillige controle over overgeven, ontlasting en Reguleren van gebruiken energie, en wanneer energie is gebruikt in het lichaam, vormt warmte. De warmte die vrijkomt door werkende spieren houdt de het bereik dat nodig is voor normaal Opslaan van ons dieet te weinig eiwitten of bevat, worden de contractiele eiwitten afgebroken. De aminozuren komen in de circulatie. De lever kan sommige van gebruiken om glucose te synthetiseren en andere kunnen afgebroken worden om te Hieruit is skeletspierweefsel opgebouwd. Zijn hele grote Spiervezels kernen. Hoe meer van de genen, hoe sneller de eiwitten kunnen worden bestaat uit 3 lagen Epimysium: dichte laag die bestaat uit collageenvezels. Omgeeft de hele spier. Zorgt voor tussen spieren en nabijgelegen weefsels en Perimysium: verdeelt de skeletspieren in series van compartimenten. Elk compartiment een bundel van spiervezels, die samen fascicle worden genoemd. Bestaat uit bloedvezels die leveren aan de spiervezels in de Endomysium: bevinden zich in de bundels. Deze omgeven de individuele spiervezels, de het spierweefsel. Is flexibel en elastisch. Bestaat uit (1) capillaire netwerken die aan de spiervezels, uit (2) myosatellite cellen, stamcellen die helpen om spiercellen te repareren en uit zenuwvezels die helpen met controle van de spier. Alle drie de in direct contact met de individuele hier komen het epimysium, het perimysium en het endomysium samen. Zorgen voor tussen botten en Het witte vlies dat om een spier heen zit. Zorgen voor een verbinding tussen botten groepen van embryonale cellen. Kunnen bij schade fuseren met de en het zo dit omgeeft het sarcoplasma en heeft een kenmerkend membraan potentiaal. Aan de het cytoplasma is het meer negatief geladen, en aan de extracellulaire kant is het meer Een membraan potentiaal verandering is de eerste stap die leidt tot tubuli: ook wel zijn buisjes waarvan het oppervlakte steeds in contact staat sarcolemma. Zijn gevuld met extracellulaire vloeistof en vormen doorgangen door de in staat om een elektrische impuls te geleiden. De impulsen door het sarcolemma worden dus via doorgegeven en zo ontstaat er een bestaan voornamelijk uit actine en myosine. Elke spiervezel bestaat uit dat zijn de myofibrillen. Het actief korter worden van de myofibrillen is verantwoordelijk voor contractie. Zijn weer opgebouwd uit myofilamenten. Er zijn twee soorten, dik Myofibrillen bevatten ook titine, elastische myofilamenten die geassocieerd worden dikke activiteit en de afbraak van glucose door glycolyse zorgen voor energie in van ATP dat nodig is voor de kortdurende, van wordt opgeslagen in de mitochondria en de glycogeen reticulum: Bevindt zich in skeletspiervezels en is een membraan complex. SR, buisjes netwerk rond elk individuele myofibril. Is gelijk aan het gladde endoplasmatisch waar een een myofibril omringt, is de tubulus stevig gebonden aan de membranen SR. Aan weerszijden van een vergroten, smelten en vormen tubuli van de SR genaamd terminal een combinatie van twee terminal cisternae en een Hoewel de membranen van sterk verbonden zijn, zijn hun vloeistof delen toch van elkaar worden door cellen uit hun plasmamembranen gepompt en komen zo in vloeistof. Skelet spiervezels verwijderen calciumionen uit het cytosol ook transport naar de terminal cisternae van het sarcoplasmatisch spiercontractie begint wanneer opgeslagen calciumionen vrij worden gelaten in het ionen diffuseren dan in afzonderlijke contractiele eenheden die sarcomeren worden vrijgelaten op de plekken in het sarcoplasmatisch reticulum waar de de dunne filamenten interactie aan kunnen de kleinst functionerende eenheden van een spiervezel. Interacties tussen de dikke filamenten in de sarcomeren zijn verantwoordelijk voor de spiercontractie. Een uit (1) dikke filamenten, (2) dunne filamenten, (3) eiwitten die de positie van de dikke en filamenten stabiliseren en (4) eiwitten die de interactie reguleren tussen dikke en Een myofibril bestaat uit ongeveer sarcomeren van eind tot eind. Elke een lengte van 2 in de donkere band van een sarcomeer. Bestaat uit het overlappende gebied van de en dunne (actine) filamenten. De dikke filamenten zitten in het centrum van elk De is zo lang als een typische dikke filament. De bevat ook delen van en onderstaande centrum van de Eiwitten van de verbinden de dikke filamenten met eiwitten zorgen voor stabilisatie van de dikke in rust is dit gebied lichte kant naast Bevat alleen dikke Overlappende zone: de overlappende zone is een donker gebied waar de dunne filamenten de dikke filamenten filamenten, de myosine filamenten zijn nm in diameter en 1 in lengte. Een dik filament bestaat uit moleculen, elk opgebouwd uit een paar van myosine eenheden die om elkaar De lange staart is gebonden aan andere myosine moleculen in dikke filament. De welke wijst naar dichtstbijzijnde dunne filament, heeft twee bolvormige eiwit wanneer myosine koppen interactie aangaan met de dunne filamenten tijdens connectie tussen het hoofd en de staart functioneert als een scharnier dat het hoofd laat draaien. de belangrijkste stap tijdens myosine filament heeft een kern van titine. Aan elke kant van de strekt een zich uit in de lengte van dikke filament en gaat dan verder over de naar de de normaal rustende sarcomeer is de titine streng helemaal relaxed. Ze worden een externe kracht de sarcomeren samentrekking verzwakt wanneer de verdwijnen, op welk punt de in met de uiteinden van de dikke contractie van een skeletspiervezel gebeuren er diverse dingen met het De en van sarcomeren worden De overlappende gebieden worden De bewegen dichter naar De wijdte van de blijft moet worden besteed om het te kunnen produceren. De kracht die nodig is om iets tillen, moet groter zijn dan de kracht van het object. Geldt hetzelfde bij duwen, als de je duwt gelijk is aan het object, dan zal het object op zelfde plek blijven polariseren als er een ongelijke ladingsverdeling cellen is het binnenste oppervlak van het plasmamembraan een beetje negatief geladen van buitenste oppervlak. De membraanpotentiaal is een maat voor de dat het lading van het cytoplasmatisch membraanoppervlak vergelijkt met de de extracellulaire rustende neuronen zijn de rustende membraanpotentialen en bladzijde 326, 327 en 329 doornemen en alle Spotlight instroom van natriumionen kan leiden tot depolarisatie als de membraanpotentiaal wordt. De verplaatsing van kaliumionen leidt tot hyperpolarisatie, als meer negatief wordt. Wanneer membraanpotentiaal terugkeert naar is er sprake van de drempelwaarde van de potentiaal bereikt wordt, gaan de kanalen open en is er een snelle instroom van de natriumionen in de cel. De de membranen gaat van een negatieve lading naar een positieve lading van 30mV. Dit is De repolarisatie van de membraan begint als de spanningsafhankelijke opengaan en de positief geladen kaliumionen de cel membranen: staan snelle communicatie toe tussen verschillende delen van een cel. en skeletspiervezels, produceren de depolarisatie en repolarisatie een elektrische impuls, dat zich langs hun plasmamembranen hier vindt de communicatie plaats tussen een neuron en een andere cel. Wanneer de andere skeletspiervezel is, dan is de synaps een neuromusculaire junction (NMJ). Bestaat uit een axon, eindplaat en een synaptische koppeling: de verbinding tussen de generatie van een actiepotentiaal in en de start van een spiercontractie. Deze koppeling vindt plaats in de lengte van een contractie hangt af De periode van stimulatie bij de neuromusculaire De aanwezigheid van vrije calciumionen in het De beschikbaarheid van calciumionen vrijkomen, komen ze vrij van alle triades in de aantal die gevormd kunnen worden hangt af van de hoeveelheid overlap dikke en dunne filamenten binnenin de een samentrekking is een enkele sequentie in Ze verschillen in looptijd. Het hangt namelijk af van de type spier, de locatie, de interne omgevingsfactoren en andere fase: tijdens deze fase gaat de actiepotentiaal over sarcolemma en geeft calciumionen af. De spiervezel produceert geen spanning tijdens deze fase omdat cyclus nog moet fase: de spanning bereikt een piek. Als de spanning toeneemt, binden de calciumionen de actieve kanten van de dunne filamenten worden blootgesteld en de fase: tijdens deze periode neemt de concentratie af, worden de actieve kanten van filamenten bedekt door tropomyosine en neemt de hoeveelheid af. Als neemt de spanning af. Dit is de langstdurende kunnen vier verschillende reacties ontstaan op herhaalde stimulatie van spanning van de spier neemt toe na elke herhaling. Is een resultaat van de van in cytosol. De meeste spieren ondergaan deze trapsgewijze Dit komt voor in hartspieren. Het vindt plaats als de stimuli van zelfde de spiervezels gestuurd worden na een latente periode. Het is een toename met elke succesvolle stimulatie die gegeven wordt, kort nadat de voltooid plaats wanneer er een succesvolle stimuli aankomt voordat de relaxatie fase Onvolledige plaats wanneer de stimulus frequentie steeds meer toeneemt. De spanning piek en de relaxatie periodes zijn relatief Complete stimulus frequentie is zo hoog dat de relaxatie fase wordt en niet vindt. De spanning plateaus bevinden zich op maximale level. De hoge Ca in cytosol verlengt de contractie, het wordt een continue enkele samentrekking is zo kort, dat er niet genoeg tijd is om een significant percentage beschikbare te de soepele maar gestaagde toename van spierspanning die wordt veroorzaakt door het aantal actieve

Was dit document nuttig?

Humane Anatomie en Fysiologie samenvatting, HAF, Hoofdstuk 10

Vak: Humane anatomie en fysiologie (AB_1197)

31 Documenten
Studenten deelden 31 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
Humane anatomie en fysiologie hoofdstuk 10
Een van de vier belangrijkste weefsels is spierweefsel. Spierweefsel heeft drie types.
1. Skeletspieren, zorgen voor het kunnen gebruiken van botten.
2. Hartspieren, zorgen voor het rondpompen van bloed.
3. Glad spierweefsel, zorgen voor regulatie van diameter kleine slagaderen, rondpompen
van vloeistoffen en oplossingen door de kanalen.
Skeletspieren: zijn organen die samengesteld zijn uit skeletspierweefsel. Er vindt alleen contractie plaats
wanneer het centrale zenuwstelsel ze stimuleert. Ze bevatten ook bindweefsel, zenuwen en bloedvaten.
Elke cel in skeletspierweefsel is een enkele spiervezel. Ze hebben zes functies.
1. Produceren van beweging.
Skeletspieren contracteren doordat pezen trekken aan de spieren.
2. In stand houden van postuur en lichaamshouding.
Spanning in de skeletspieren zorgt voor de lichaamshouding. Zonder constante spieractiviteit
zouden we niet kunnen staan of zitten.
3. Ondersteunen van zachte weefsels.
Lagen van skeletspieren vormen de abdominale laag van de bekkenholte. Deze spieren
ondersteunen het gewicht van onze viscerale organen en beschermen ons inwendig weefsel
tegen letsel.
4. Controle houden over in- en uitgangen van lichaam.
Skeletspieren omsingelen de openingen van de spijsvertering en urinaire kanalen. Deze spieren
geven ons de vrijwillige controle over overgeven, ontlasting en plassen.
5. Reguleren van lichaamstemperatuur.
Spiercontracties gebruiken energie, en wanneer energie is gebruikt in het lichaam, vormt het
soms warmte. De warmte die vrijkomt door werkende spieren houdt de lichaamstemperatuur
binnen het bereik dat nodig is voor normaal functioneren.
6. Opslaan van nutriënten.
Wanneer ons dieet te weinig eiwitten of calorieën bevat, worden de contractiele eiwitten in
skeletspieren afgebroken. De aminozuren komen in de circulatie. De lever kan sommige van deze
aminozuren gebruiken om glucose te synthetiseren en andere kunnen afgebroken worden om in
energie te voorzien.
Spiervezel: Hieruit is skeletspierweefsel opgebouwd. Zijn hele grote ‘cellen’. Spiervezels hebben
meerdere kernen. Hoe meer kopieën van de genen, hoe sneller de eiwitten kunnen worden gevormd.
Het bestaat uit 3 lagen bindweefsel.
1. Epimysium: dichte laag die bestaat uit collageenvezels. Omgeeft de hele spier. Zorgt voor een
scheiding tussen spieren en nabijgelegen weefsels en organen.
2. Perimysium: verdeelt de skeletspieren in series van compartimenten. Elk compartiment bestaat
uit een bundel van spiervezels, die samen fascicle worden genoemd. Bestaat uit bloedvezels en
zenuwen die leveren aan de spiervezels in de bundels.
3. Endomysium: bevinden zich in de bundels. Deze omgeven de individuele spiervezels, de cellen
van het spierweefsel. Is flexibel en elastisch. Bestaat uit (1) capillaire netwerken die bloed leveren
aan de spiervezels, uit (2) myosatellite cellen, stamcellen die helpen om spiercellen met schade
te repareren en uit zenuwvezels die helpen met controle van de spier. Alle drie de dingen staan in
direct contact met de individuele spiervezels.
Pees: hier komen het epimysium, het perimysium en het endomysium samen. Zorgen voor een
verbinding tussen botten en spieren.
Aponeurose: Het witte vlies dat om een spier heen zit. Zorgen voor een verbinding tussen botten en
spieren.