Meteen naar document
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studeersnel zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

HC jortgeschiedenis hoofdstuk 1 t'm 10 samenvatting

samenvatting van het boek Feniks met de belangrijkste informatie
Vak

Geschiedenis van de Westerse filosofie (G_GESWFIL)

25 Documenten
Studenten deelden 25 documenten in dit vak
Studiejaar: 2021/2022
Geüpload door:
0volgers
3Uploads
4upvotes

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Gerelateerde Studylists

geschiedenis

Preview tekst

Jortgeschiedenis Historische Contexten

HC 1. Steden en burgers in de Lage Landen

Kenmerkende aspecten: Tijdvak 4 Steden en staten 13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving. 14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden. 17. Het begin van staatsvorming en centralisatie. Tijdvak 5 Ontdekkers en hervormers 21. De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot gevolg had. 22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat. Tijdvak 6 Regenten en vorsten 23. Het streven van vorsten naar absolute macht. 24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. 25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.

Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse

gewesten mogelijk (1050-1302)? (KA 13 en KA 14).

Grote veranderingen vanaf de 11e eeuw  Tot 1000: - West-Europa is een agrarisch-autarkische samenleving - Voornaamste middel van bestaan is de landbouw (=agrarisch) - De meeste gemeenschappen waren zelfvoorzienend (=autarkisch) - De handel was vaak regionaal en op beperkte schaal  Vanaf 1000: - West-Europa wordt weer een agrarisch-urbane samenleving - Landbouw blijft een middel van bestaan - Ambachtslieden gaan in de nijverheid werken - Mensen gaan hun geld verdienden met de handel  Veranderingen in de landbouw: - Meer landbouwgrond door ontginningen en inpolderingen - Hogere opbrengsten door technische verbeteringen zoals risterploeg - Efficiënter grondgebruik door drieslagstelsel i.p. tweeslagstelsel = Er wordt meer voedsel geproduceerd  Gevolgen van de hogere voedselproductie: - Groei van de bevolking - Specialisatie in ambachten, want niet iedereen hoeft boer te zijn - Toename van de handel (nu ook over langere afstand, overschotten verhandelen) - Toename van het gebruik van geld in de vorm van munten en wisselbrieven - Groei bevolking + toename handel = opkomst van de steden In het noorden ontwikkelt vooral Vlaanderen zich tot een van de meeste verstedelijkte gebieden van Europa.

Groei van de steden  Vanaf 11e eeuw: steden ontstaan en groeien op gunstige plekken voor handel en verkeer.  Om hun economische belangen te beschermen krijgen, bevechten en kopen stedelingen zelfbestuur in de vorm van stadsrechten. - In de steden wordt er veel geld verdiend met handel en ambachten  stedelijke burgerij belasting betalen aan de hoge adel (graaf of hertog)  edelman geeft de steden stadsrechten - Stadsrechten= zaken waar de stad zelf over mag beslissen i.p. de graaf of hertog. Voorbeelden stadsrechten: - Eigen bestuur - Eigen rechtspraak - Eigen verdediging - Markt houden - Tolheffing - Gilden - Eigen munt  Steden vormen het centrum van hun verzorgingsgebied. Dat netwerk wordt steeds fijner. - Platteland levert voedsel en grondstoffen voor de nijverheid  in de stad worden de grondstoffen verwerkt door de ambachtslieden  producten die gemaakt zijn worden daarna weer verhandeld  In de 12e en 13e eeuw ontstaan jaarmarkten: - Markt die elk jaar op een vaste tijd wordt gehouden en een langere tijd duurt. Op deze markt handelen kooplieden uit de omgeving en het buitenland met elkaar. - Franse jaarmarkten in de champagnestreek waren er belangrijk  Het leven in de stad is ongezond  vies, smerig, brandgevaar  er sterven meer mensen dan er geboren worden  stad heeft constante stroom van nieuwe mensen nodig  als mensen kapitaalkrachtig of kunnen zijn, kunnen ze poorter worden: burger van een stand

Atrecht  Tot 1300 is Atrecht de belangrijkste stad in de Nederlanden.  Atrecht is een bisschopsstad Bisschop= belangrijke geestelijke binnen de katholieke kerk en heeft het geestelijke gezag over alle pastoors en priesters  Centrale plaats in de lakennijverheid - Er was een hoge landbouwproductiviteit - Er was veel schapenhouderij, dus veel wol  Atrecht is via Franse jaarmarkten onderdeel van handelsnetwerk met Noord-Italiaanse stadstaten. Kooplieden krijgen steeds meer invloed in Atrecht: - Organisatie in koopliedengilden - Macht in stadsbestuur door uitlenen van geld aan edellieden  Atrecht is het startpunt van de stedelijke dynamiek in de Nederlanden

De opkomst van de Vlaamse steden

  • Schotland, Engeland, Noord-Duitsland, Spanje, Noord-Italië
  • Allerlei landen hadden hun eigen kantoren in Brugge
  • Handelaren in Brugge combineren de principes van de wisselbrief en de bank tot de eerste koopmansbeurs  Wisselbrief : verplichte schriftelijke betalingsopdracht voor een bepaalde plaats en tijd in de toekomst  Bank : instelling waar geld wordt beheerd voor klanten  Koopmansbeurs : gebouw waar kooplieden handel kunnen drijven  Antwerpen
  • Heeft een goede ligging aan de monding van de Schelde
  • Verbinding met het Europese achterland via rivierschepen en wagens
  • Toegankelijk voor nieuwe grotere zeeschepen  Amsterdam
  • Wordt in de loop van de 14e eeuw een gespecialiseerde voorhaven voor graanhandel met het Oostzeegebied

De stedelijke burgerij  Behalve van de adel neemt de stedelijke burgerij ook taken van de geestelijkheid over: - Gilden zorgen voor hun leden voor bejaarden, weduwen en wezen - Stadsbesturen zorgen voor het bewaken van geestesziekten - Stadsbesturen nemen kloosterscholen over en onderwijs is in de volkstaal en gericht op handel en bestuur  Stedelijke burgerij ontwikkelt ideeën over bonum commune: - Bonum commune = de goede gemeenschap - Het algemeen belang van de stedelijke bevolking moet in het bestuur van de stad voorop staan - Het stadsbestuur moest lokale belasting besteden aan zaken die goed zijn voor het algemeen belang - Verdediging van de stad en de handhaving van de openbare orde - Aanleg en onderhoud van openbare gebouwen en infrastructuur  Geestelijkheid past zich aan het leven van de stedelijke burgerij aan: - Begijnhof = verzameling kleine woningen waarin vrome lekenvrouwen in een gemeenschap zonder kloosterregels bij elkaar leven - Bedelorde = geestelijke orde die armoede als ideaal heeft, monniken leven van wat ze bedelend bij elkaar krijgen  Stedelingen hebben behoefte aan een meer individuele geloofsbeleving - Moderne Devotie = religieuze beweging in de Nederlanden die bestaat uit geestelijken en leken. Nadruk ligt op individuele verantwoordelijkheid om een goed christen te zijn  Goed arbeid verrichten  Verdiep jezelf in het christendom in de religieuze literatuur in Latijn of volkstaal

Particularisme en centralisatie

 In de Nederlanden is sprake van particularisme - Particularisme = streven van steden en gewesten om zo onafhankelijk mogelijk te zijn en zaken in hun eigen voordeel te kunnen beslissen - Er is geen sprake van een nationaal gevoel en of gecentraliseerde staat  15 e eeuw: Nederlandse gewesten komen in handen van de hertogen van Bourgondië - Door slim te trouwen, veroveren, erfenissen etc. - Poging tot centralisatie van bestuur en rechtspraak  Brussel hoofdstad van de Nederlanden  Grote Raad= een centrale rechtbank  Centrale rekenkamer, veel meer op nationaal niveau  Stadhouder , toezicht houden namens de vorst - Hertog maakt afspraken met Staten-Generaal over belastingen  Staten-Generaal: geestelijkheid, adel, steden  Door centralisatie komt de positie van steden onder druk te staan  Conflicten tussen Bourgondische hertogen en Vlaamse steden, met name Gent en Brugge  Antwerpen neemt de centrale positie in de Nederlanden van Brugge over  Antwerpen krijgt een centrale rol als stapelmarkt in de handel met Spaanse en Portugese koloniën

Karel V, Filips II en het protestantisme  16 e eeuw: Nederlanden komen in handen van de Habsburgers - Karel V (Habsburgsrijk)  Filips II (Spaanse-Habsburgers) - Zij zetten de centralisatiepolitiek van de Bourgondiërs door, hierdoor botsen ook zij met de steden in de Nederlanden  Begin 16e eeuw kritiek van Maarten Luther op de katholieke kerk  Roem, rijkdom en macht  Bijgeloof, relikwieën en erediensten etc.  Waarom heeft de paus een eigen leger en een eigen staat?  De kerk is te veel bezig met rijkdom, paleizen bouwen etc.  Handel in aflaten  Luxe, onwetendheid etc. - Wat heeft een gewone gelovige nodig om in de hemel te komen?  Geen geestelijkheid, maar alleen de bijbel is nodig en daarom moet hij in de volkstaal worden verspreid - Kritiek van Luther leidt tot een scheuring in de christelijke kerk in West-Europa  Katholiek christendom   protestants christendom  In de Nederlanden krijgt de kerkhervormer Calvijn meer aanhangers dan Luther  Vanwege de opkomst van het lutheranisme en het calvinisme bereiden Karel V en Filips II centralisatiepolitiek uit naar de godsdienst - Zij dringen het protestantisme dat zich concentreert in de steden terug door boetes, mensen op te pakken en terecht testellen etc. - Veel steden twijfelen aan de zin van strenge vervolging en zijn bezorgd over de aantasting van hun privileges

Het begin van de Opstand

In hoeverre bepaalde de burgerij de ontwikkelingen in de Republiek in de

Gouden Eeuw (1602-1700)? (KA 23, 24 & 25)

Regenten en de stadhouder  De Republiek is een confederatie - Confederatie = zeven gewesten met eigen bestuur dat beslist over wetgeving, rechtspraak en belastingheffing  Holland  Zeeland  Friesland  Groningen  Overijssel  Gelderland  Utrecht - Samenwerking tussen gewesten in de Staten-Generaal  Beslissingen over buitenlandse politiek, oorlog en defensie en bestuur van de generaliteitslanden - Beslissingen kunnen alleen met inspraak van alle gewesten samen gemaakt worden

 In de Republiek ligt de macht in handen van de regenten - Regenten = rijke koopmans- en adellijke families die de bestuursfuncties onder elkaar verdelen  Bestuur van steden en gewesten  Zitten in de Staten-Generaal - Belangrijke voorwaarden voor welvaart in de Republiek volgens de regenten:  Economische samenwerking, landbouw + nijverheid + handel  Innovatie, nieuwe schepen  Handhaven particularisme  Gewetensvrijheid van burgers, verschillende geloven zijn toegestaan maar ze hebben niet allemaal dezelfde rechten - De vrijheden die de regenten nastreven moeten gerespecteerd worden door de stadhouder  Hoogste gewestelijke functionaris  Opperbevelhebber van leger en vloot  Benoeming regenten in steden - Regenten   stadhouder  Regenten: particularisme, economische welvaart, vrede  Stadhouder: meer eenheid in de Republiek, meer aanzien voor zichzelf

Oorlogseconomie in de Republiek  Vanwege de opstand ontwikkelt zich in de Republiek een oorlogseconomie - Oorlogseconomie = samenleving waarin productie en handel in dienst staan van het winnen van een oorlog - Er werd veel geld verdiend voor financiering van de strijd tegen de Spanjaarden - De opstand is een middel op de Spaanse handelspositie te verzwakken  Zelf proberen te handelen in gebieden waar Spanjaarden sterk handelen  Kaapvaart  1602: Staten-Generaal richt de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op - Het enige bedrijf dat handel mocht drijven ten oosten van Kaap de Goede Hoop - Monopolie op Nederlandse handel met Azië - Belangrijkste producten  Specerijen  Zijde  Porselein - Bestuur over overzeese handelsposten en koloniën - Afsluiten van verdragen - Eigen soldaten - Kapitaal voor VOC komt via uitgifte van aandelen

Europese grootmacht  De economie van de Republiek kan groeien dankzij conflicten elders - Dertigjarige oorlog in het Heilige Roomse Rijk  Een conflict tussen katholieken en protestanten - Burgeroorlogen in Engeland en Frankrijk  Spanningen tussen de vorst en de adel  Engeland: de koning werd afgezet  Frankrijk: fronde, grote opstand van de adel  De Republiek is in de 17e eeuw een tijdlang een economische grootmacht - Beheersing van Europese tussenhandel - Beheersing van wereldhandel (VOC, WIC) - Aantrekken van zeer veel arbeidsmigranten  Hierdoor groeien vooral de steden in de zeegewesten Holland en Zeeland explosief  In Holland en Utrecht ontstaat een ring van steden die verbonden zijn door een netwerk van openbaar vervoer  De snelheid en de omvang van de groei is het meest zichtbaar in Amsterdam - 1570: 30 inwoners - 1700: 200 inwoners - Amsterdam heeft uitbreiding nodig vanwege:  Stapelmarktfunctie  Koopmansbeurs o Goederen kopen/ verkopen o Verzekeringen en leningen afsluiten o Ruimte in schip of pakhuis huren o Personeel aannemen  Uitbreiding van Amsterdam krijgt vorm in de grachtengordel - Stadsuitbreiding van koopmans- en pakhuizen langs die nieuwe grachten

Redeloos, radeloos, reddeloos  Staatsgezinde regent Johan de Witt probeert via afwisselende bondgenootschappen Engeland en Frankrijk tegen elkaar uit te spelen  1672: Rampjaar - Engeland en Frankrijk vallen samen met Münster en Keulen de Republiek binnen om de handel te treffen - Aanval op zee wordt afgeslagen, Frankrijk bezet een groot deel van de Republiek  er werden gebieden onder water gezet om de Franzen tegen te houden  er kwam een einde aan de Gouden Eeuw  Redeloos= het volk - Johan de Witt en Cornelis werden gelyncht, het gemeen had genoeg van de staatsgezinden en wilden een stadhouder hebben  Radeloos= de regering  Reddeloos= de Republiek  Het Rampjaar betekent het einde van de Gouden Eeuw van de Republiek - Toename van investeringen in het buitenland en oligarchisering - Door toenemende concurrentie neemt Engeland de leidende positie van de wereldhandel over - Londen wordt het nieuwe centrum van handel en bankwezen in plaats van Amsterdam

Jaartallen:  1300: Brugge overvleugelt Atrecht als handelscentrum en financieel centrum  1302: Guldensporenslag  14 e eeuw: Vlaanderen en Brabant vormen het economische zwaartepunt van de Nederlanden  1400: Amsterdam wordt centrum van de graanhandel met het Oostzeegebied  15 e eeuw: Bloeitijd Bourgondië  1470: Antwerpen neemt positie van Brugge over  16 e eeuw: Karel V en Filips II voeren centralisatiepolitiek  1560: Bloeitijd Antwerpen  1585: Val van Antwerpen, verlies stapelmarktfunctie  1602: VOC opgericht  1672: Rampjaar

Begrippen: Ambachtslieden Personen die in de nijverheid werken Aristocratisering Proces waarbij mensen de leefwijze van edelen nabootsen Bedelorde Kloosterorde waarvan de leden leven van wat ze met bedelen ontvangen Begijnhof Het geheel van huisjes waarin armen of ouderen wonen en zich houden aan vastgestelde gedrags- en leefregels Bonum commune Stadsgemeenschap waarin burgers en stadsbestuur zich samen verantwoordelijk voelen voor welvaart en welzijn Centralisatie Streven van vorsten om hun grondgebied vanuit een hoofdstad te regeren Confederatie Een los verband van gewesten met veel eigen bevoegdheden en een zwak overkoepelend bestuur Het gemeen Het armere deel van de bevolking in een middeleeuwse stad Gewestelijke staten Vergadering van vertegenwoordigers van de standen (geestelijkheid, adel en burgerij) in een gewest Gilde Samenwerkingsverband van ambachtslieden die in een stad hetzelfde beroep uitoefenen Handelscompagnie Onderneming van handelaren die investeringen, risico’s en winsten met elkaar delen Handelsmonopolie Alleenrecht om in een bepaald gebied of in een bepaald product handel te drijven Hanze Samenwerkingsverband van handelaren of steden die elkaar steunen bij de handel Hospitaal Aanvankelijk een herberg voor reizigers, later voornamelijk een ziekenhuis Koopmansbeurs Handelsgebouw waar goederen worden gekleurd en verhandeld Landbouwsamenleving Een samenleving waarin het overgrote deel van de mensen op het platteland woont en leeft van de landbouw, agrarische samenleving Landbouw-stedelijke-samenleving Een samenleving waarin veel mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven, maar waarin ook steden bestaan als centra van bestuur, handel en nijverheid, agrarisch-urbane samenleving Landvoogd Plaatsvervanger van de landsheer in de Nederlanden Mercantilisme Handelspolitiek die erop gericht is om zoveel mogelijk te exporteren en

Kenmerkende aspecten: Tijdvak 6 Regenten en vorsten 23. Het streven van vorsten naar absolute macht. 26. De wetenschappelijke revolutie. Tijdvak 7 Pruiken en revoluties 27. Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen. 28. Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme). 29. Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. 30. De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap. Tijdvak 8 Burgers en stoommachines 31. De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor ene industriële samenleving. 32. Discussies over de ‘sociale kwestie’. 34. De opkomst van emancipatiebewegingen. 35. Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces. 36. De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme.

Welke ideeën ontstonden tijdens de Verlichting over een meer rechtvaardige

samenleving (1650 – 1789)? (KA 23, 26, 27 & 28)

De Wetenschappelijke Revolutie  17 e eeuw: Wetenschappelijke Revolutie = Periode van groot aantal uitvindingen en ontdekkingen als gevolg van systematische beoefening van onderzoek. - Observeren - Experimenteren - Redeneren  Oorzaken: - Ontdekkingsreizen  toename van kennis van de wereld - Ambachtelijke technieken  meer controle over de natuur en behoefte aan precieze metingen - Humanistische tekstanalyse  verder gaan op Griekse en Romeinse kennis - Rationalisme van Descartes: nieuwe kennis door gebruik van de rede  toename van logisch redeneren - Empirisme van Locke: nieuwe kennis door waarneming en ervaring  toename van observeren en experimenteren

Nieuwe inzichten

 Wetenschappelijke Revolutie leidt tot nieuwe inzichten en ontdekkingen - Natuurwetten van Newton  Wet van traagheid  Wet van actie is reactie  Wet van kracht verandert snelheid  Wet van de zwaartekracht  In de natuur gebeuren dingen volgens wetmatigheden  Nieuwe inzichten en ontdekkingen zijn in strijd met de ideeën en het wereldbeeld van de kerk  Discussies over de positie van de kerk in de maatschappij  Het geloof wordt steeds meer een individuele zaak - Niet de aarde maar de zon is het middelpunt  Mensen moeten zelf kunnen kiezen wat ze willen geloven en de overheid mag het geloof niet afdwingen en ketters vervolgen

Verlicht denken  Verlichting : stroming van geleerden die menen dat alles met behulp van het verstand kan worden verklaard, dat zal bijdragen aan de vooruitgang van de samenleving - Groot vertrouwen in rationeel denken - De wetenschappelijke manier van onderzoek kan gebruikt worden voor alle terreinen van de samenleving - Door de verlichting is grote maatschappelijke vooruitgang mogelijk  Verlichting zorgt voor grote veranderingen in het denken over de samenleving  Zijn tradities, religieuze praktijken en bestaande gezagsverhoudingen wel redelijk? - Samenleving was altijd gebaseerd op erfelijke rechten en plichten of religieuze ideeën, maar dit moest naar een samenleving gebaseerd op de rede  Verlichte denker Rousseau: - Ideale opvoeding voor kinderen is in harmonie met de natuur en zonder straffen - Onderwijs moet er zijn voor alle kinderen, zij moeten vrij zijn om zelf te oordelen  Verlichte ideeën worden verspreid via: - Brieven - Boeken (Encyclopédie) - Salonbijeenkomsten o Nieuwe ideeën en maatschappijkritiek leiden tot optimisme en geloof in maatschappelijke vooruitgang o Men twijfelt of het menselijk verstand alles kan verklaren

Het sociaal contract

 Verlichte ideeën raken breed verspreid, ze worden privé en in het openbaar uitvoerig besproken - Brieven, boeken, tijdschriften en bibliotheken - Salons en koffiehuizen - Toneelstukken en opera’s  Vorsten moeten voortaan rekening houden met de publieke opinie in alle lagen van de bevolking  Publicatie van verlichtingsideeën wordt angstvallig in de gaten gehouden en soms verboden  Vanaf 15e eeuw: uitbreiding en centralisatie van de macht van de vorsten  Absolutisme= staatsvorm waarbij de koning alle macht heeft en alleen aan god verantwoording hoeft af te leggen, legitimatie via het droit divin  18 e eeuw: - Verlicht absolutisme = regeringsvorm waarbij de vorst probeert om met verlichte ideeën zijn bestuur te verbeteren, maar wel alle macht blijft houden - Frederik de Grote : ‘Alles voor het volk, niets door het volk’ - Maatregelen Frederik de Grote:  Godsdienstige verdraagzaamheid  Introductie aardappel als volksvoedsel  Droogleggen moerassen voor nieuwe landbouwgrond  Voorbeelden van verlichte absolutie vorsten: - Catharina de Grote (Rusland) - Jozef II (Oostenrijk)

Hoe werden verlichte ideeën tijdens de democratische revoluties in de

Verenigde Staten en Frankrijk in praktijk gebracht? (KA 27, 29 & 30)

No taxation without representation  Verlichtingsideeën worden ook verspreid in de Britse koloniën in Noord-Amerika via: - Briefwisselingen - Literatuur  Dit stimuleert de behoefte aan meer zelfbeschikking  Amerikaanse kolonisten krijgen steeds meer kritiek op Engeland Positief Negatief - Veel vrijheid in eigen bestuur - Vrije handel

  • George III wil absolute macht
  • Nieuwe belastingen om Engels oorlog te betalen
  • Verplicht kopen van Engelse handelaren  Frustratie van kolonisten: wel belasting betalen, maar geen politieke vertegenwoordiging in het Engelse parlement  De Britse koning volt een onbuigzame koers  Toenemend verzet van de Amerikanen leidt tot de oprichting van commitees of correspondence= burgercomités die zich verzetten tegen de Britse maatregelen en contact onderhouden met verzetsgroepen uit andere steden en staten, zij richten een gezamenlijk parlement op

Amerikaanse onafhankelijkheid  Juli 1776: Dertien Britse koloniën verklaren zich onafhankelijk  Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog - Generaal George Washington is leider van de opstand - Washington krijgt veel steun dankzij het gebruik van het pamflet Common Sense van Thomas Paine  Verlicht tekst die verzet van kolonisten tegen Britse overheersing legitimeert: - Britse koning is een ‘bruut’ voor de kolonisten - Kolonisten zijn geen enkele koning iets verplicht - Het grote continent Amerika kan niet door een klein eiland worden geregeerd  De VS krijgen een grondwet gebaseerd op ideeën van de Verlichting: - Federale staat  Federale regering in de hoofdstad Washington  Amerikaanse defensie, buitenlandsbeleid, belasting  Deelstaten met eigen regering en parlement  Zelf over onderwijs beslissen, eigen rechters - Scheiding van de machten  Wetgevend: Congres  Uitvoerend: president en ministers  Rechterlijk: Hooggerechtshof

Ongelijkheid in de Verenigde Staten  Amerikaanse grondwet biedt gelijke rechten voor iedere burger, dit geld niet voor: - Vrouwen krijgen geen kiesrecht en moeten zich bezighouden met huishouden en gezin - Slaafgemaakten worden als bezit beschouwd en krijgen geen burgerrechten - Indianen worden van grondgebied verdreven en gedecimeerd door kolonisten en overheid  In de meeste staten heeft een beperkte groep blanke mannen gelijke rechten, door belasting betalen en grondbezit krijgen ze kiesrecht  Tegenstellingen tussen noordelijke en zuidelijke staten: Noorden Zuiden - Veel kleine zelfstandige boeren bedrijven - Veel handel, nijverheid, industrie - Macht bij federale overheid - Abolitionisme - Invoerrechten om eigen industrie te beschermen

  • Grote plantagekoloniën
  • Macht bij deelstaten
  • Economie afhankelijk van slavernij
  • Vrijhandel voor export van plantageproducten

 1789: Financiële crisis - Mislukte graanoogsten zorgen voor hoge boordprijzen - De gebreken van het Ancien Regime worden vergroot door oorlogen die de staatsschuld doen groeien - Lodewijk XVI is de absolute vorst  Lege schatkist  nieuwe belastingen  bijeenroeppen Staten-Generaal  In de Staten-Generaal wordt niet per persoon, maar per stand gestemd - 300 edelen - 300 edellieden - 600 leden van de derde stand  Derde stand roept zich uit tot Nationale Vergadering, sommige geestelijken en edelen sluiten zich aan  Koning verzamelt troepen rond Parijs  Bevolking van Parijs bestormt de Bastille, dit is het begin van een opstand in Frankrijk  1789: Verklaring van de rechten van de mens en de burger - Vrijheid - Gelijkheid - Soevereiniteit van het volk  1791: grondwet - Afschaffing van de privileges van de geestelijkheid en adel - Beperking van de macht van de koning - Scheiding van de wetgevend, uitvoerende en rechtsprekende macht - Censuskiesrecht voor gegoede burgerij  Frankrijk is een constitutionele monarchie geworden

De tweede Franse Revolutie  Twee groepen in de Nationale Vergadering: Girondijnen Jakobijnen - Gematigd - Geen verdere veranderingen - Censuskiesrecht is prima - Voor de rijke burgerij

  • Radicaal

  • Stemrecht voor iedere burger

  • Verhoging van de lonen

  • Verlaging van de prijzen

  • Afschaffing monarchie

  • Verspreiding van de revolutie naar het buitenland

  • Voor de armen  De Jakobijnen krijgen steeds meer aanhangers onder de Franse bevolking  Vluchtpoging van Lodewijk XVI naar het buitenland leidt tot oorlog met Oostenrijk en Pruisen  Lodewijk XVI wordt afgezet als koning  burger Louis Capet  Frankrijk wordt een republiek  Jakobijnen onder leiding van Robespierre krijgen de macht in handen  Revolutie wordt steeds radicaler: Terreur  Tienduizenden tegenstanders van de Jakobijnen worden gedood met de guillotine  Opstand van de bevolking, Robespierre wordt onthoofd  Olympe de Gouge is slachtoffer van de Terreur

  • Ze is schrijfster van de eerste Verklaring van de rechten van de vrouw en burgeres  Het duurt nog enkele jaren voordat er een stabiele politieke situatie ontstaat, redenen:

  • Grote hongersnood

  • Ontevredenheid Jakobijnen

  • Oorlogen met buitenland

  • Opstand van de adel

Napoleon  1793 – 1799: legerleider  1799: staatsgreep door Napoleon  1799 – 1804: eerste consul  1804-1814, 1815: keizer  Doelen Napoleon: - Herstel orde in Frankrijk - Veroveren van het buitenland  Invoering van Code Napoleon Serie wetboeken met revolutionaire ideeën: - Gelijkheid voor de wet - Eerlijke rechtspraak - Vrijheid van religie - Vrijheid van bezit - Burgerlijke stand geregeld door de staat, niet door de kerk  Napoleon verovert een groot deel van Europa  Verspreiding Code Napoleon  1815: Napoleon definitief verslagen

In welke mate bepaalden verlichtingsideeën de politieke cultuur in Europa

(1813-1900)? (KA 31, 32, 34, 35 & 36)

Het Congres van Wenen  1814 – 1815: Congres van Wenen - Restauratie : herstel van de oude orde van voor 1792 = Verworvenheden van de Verlichting worden zo veel mogelijk teruggedraaid Oude vorsten komen bijv. weer aan de macht - Creëren van machtsevenwicht tussen de Europese staten om nieuwe oorlogen te voorkomen.  Veel landen, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden houden vast aan maatregelen uit de Franse tijd, zoals de Code Napoléon.  Als reactie op de Restauratie en door de industrialisering en de sociale kwestie ontstaan in de 19e eeuw politieke stromingen en bewegingen die zich baseren op de ideeën van de Verlichting: - Liberalisme: vrijheid van het individu - Socialisme: gelijkheid en gelijkwaardigheid - Nationalisme: voorliefde voor het eigen volk - Feminisme: gelijke rechten voor man en vrouw

Liberalisme

Was dit document nuttig?
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studeersnel zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

HC jortgeschiedenis hoofdstuk 1 t'm 10 samenvatting

Vak: Geschiedenis van de Westerse filosofie (G_GESWFIL)

25 Documenten
Studenten deelden 25 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?

Dit is een preview

Wil je onbeperkt toegang? Word Premium en krijg toegang tot alle 26 pagina's
  • Toegang tot alle documenten

  • Onbeperkt downloaden

  • Hogere cijfers halen

Uploaden

Deel jouw documenten voor gratis toegang

Ben je al Premium?
Jortgeschiedenis Historische Contexten
HC 1. Steden en burgers in de Lage Landen
Kenmerkende aspecten:
Tijdvak 4 Steden en staten
13. De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving.
14. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
17. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Tijdvak 5 Ontdekkers en hervormers
21. De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke Kerk in West-Europa tot
gevolg had.
22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.
Tijdvak 6 Regenten en vorsten
23. Het streven van vorsten naar absolute macht.
24. De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel
opzicht van de Nederlandse Republiek.
25. Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie.
Wat maakte de opkomst van een stedelijke burgerij in de Nederlandse
gewesten mogelijk (1050-1302)? (KA 13 en KA 14).
Grote veranderingen vanaf de 11e eeuw
Tot 1000:
-West-Europa is een agrarisch-autarkische samenleving
-Voornaamste middel van bestaan is de landbouw (=agrarisch)
-De meeste gemeenschappen waren zelfvoorzienend (=autarkisch)
-De handel was vaak regionaal en op beperkte schaal
Vanaf 1000:
-West-Europa wordt weer een agrarisch-urbane samenleving
-Landbouw blijft een middel van bestaan
-Ambachtslieden gaan in de nijverheid werken
-Mensen gaan hun geld verdienden met de handel
Veranderingen in de landbouw:
-Meer landbouwgrond door ontginningen en inpolderingen
-Hogere opbrengsten door technische verbeteringen zoals risterploeg
-Efficiënter grondgebruik door drieslagstelsel i.p.v. tweeslagstelsel
= Er wordt meer voedsel geproduceerd
Gevolgen van de hogere voedselproductie:
-Groei van de bevolking
-Specialisatie in ambachten, want niet iedereen hoeft boer te zijn
-Toename van de handel (nu ook over langere afstand, overschotten verhandelen)
-Toename van het gebruik van geld in de vorm van munten en wisselbrieven
-Groei bevolking + toename handel = opkomst van de steden
In het noorden ontwikkelt vooral Vlaanderen zich tot een van de meeste verstedelijkte
gebieden van Europa.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.