Meteen naar document

Werkgroepopgaven belastingrecht ondernemers

Vak

Inleiding belastingrecht ondernemers (FDR2020)

80 Documenten
Studenten deelden 80 documenten in dit vak
Studiejaar: 2020/2021
Geüpload door:
0volgers
2Uploads
0upvotes

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

WEEK 1

De subjectieve belastingplicht

LITERATUUR

O.C. Marres, S. Mol-Verver en J. van de Streek (red.), Hoofdzaken Belastingrecht. Boom Fiscale Uitgevers, Den Haag 2020, 22e druk, Hoofdstuk 2 onderdelen 2, 2.1., 2. t/m 2.1.2, 2.1.4, 2.2 t/m 2.2.2, 2.3 t/m 2.3.

Opgave 1 Jan houdt zich bezig met de ontwikkeling van culturele projecten en tentoonstellingen. Hiertoe koopt hij schilderijen, beeldhouwwerken en kunstobjecten aan in het binnen- en buitenland. Na 3 jaar van fors investeren huurt hij een expositieruimte voor tentoonstellingen van waaruit hij de kunstwerken ook wil gaan verkopen. Ook geeft hij aan derden in het binnen- en buitenland de opdracht om de kunstobjecten te verkopen en plaats hij advertenties om de tentoonstellingen te promoten en laat hij folders uitdelen. Tevens start hij met fondsverwervende activiteiten in de culturele sector ter financiële ondersteuning van de kunstenaars en ter financiering van een tentoonstellingsruimte. Doordat in de culturele sector al enkele jaren flink bezuinigd wordt levert dit echter weinig op. Omdat Jan na 6 jaren nog steeds geen winst weet te genereren stopt hij in 2017 met zijn activiteiten. In zijn aangifte inkomstenbelasting 2017 wil hij de kosten die hij heeft gemaakt voor zijn activiteiten in aftrek brengen.

Vraag a Ziet u mogelijkheden voor Jan om de kosten in aftrek te brengen? Bron van inkomen: voorwaarden niet voldaan. Is er een objectieve voordeelscriterium (consultgeneraal-arrest – piramidespel-arrest – vriendendienst-arrest -). Jan beoogt voordeel, echter is dit niet het geval aangezien er na 6 jaar nog geen winst is genoten. Er is dus geen winst gemaakt en daardoor geen bron van inkomen. De kosten kan Jan niet in aftrek brengen omdat de objectieve winstverwachting

Waarschijnlijk ontbreekt de objectieve winstverwachting. In dat geval geen bron van inkomen O.g. het consul-generaal arrest is er geen bron van inkomen als van te voren vaststaat dat de kosten de baten blijvend zullen overtreffen. Kijken naar de feiten en omstandigheden van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft. De feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen wel mede in aanmerking worden genomen doordat ze licht kunnen werpen of er in het jaar van de aanslag sprake is van een objectieve winstverwachting.

Jan mag de kosten in aftrek brengen.

Denk aan het urencriterium (1225 uur): lijkt volgens de casus goed haalbaar.

Beantwoording bij het oplossen van de casus 1. Is er sprake van een bron van inkomen 2. Kwalificatie van het voordeel? 3. Is er relevante jurisprudentie?

Opgave 2 Jesse drijft een tattooshop in het centrum van Amsterdam. Hij heeft gekozen voor de rechtsvorm van de eenmanszaak. Tom is de enige werknemer van Jesse en werkt fulltime. Pete is Jesse’s beste vriend en belastingadviseur. In zijn vrije tijd maakt Pete graag tekeningen. Hij doet dit zo goed dat Pete incidenteel een ontwerp verkoopt aan Jesse om als tattoo te zetten. Een enkele keer kan Pete een ontwerp ook aan een andere shop verkopen.

Vraag a Onder welke inkomenscategorie genieten Jesse, Tom en Pete de voordelen uit het tatoeëren en ontwerpen? Jesse: winst uit onderneming Er is een bron van inkomen: objectieve winstverwachting, deelname aan het economische verkeer (vriendendienst-arrest), subjectief winstoogmerk. Hij is ondernemer op grond van artikel 3 Wet IB en de heffing wordt betrokken op grond van artikel 3 Wet IB.

Jesse kwalificeert als ondernemer in de zin van artikel 3 Wet IB 2001. De voordelen die met de tattooshop worden behaald, worden in de heffing betrokken op grond van artikel 3 Wet IB 2001 (belastbare winst uit onderneming).

Tom: belastbaar loon 3 IB 4. Tom is werknemer en geniet derhalve belastbaar loon (artikel 3 e. Wet IB 2001). Pete: resultaat uit overige werkzaamheden Er is sprake van een bron van inkomen, activiteiten zijn incidenteel en vallen daarmee buiten het ondernemingsbegrip. Pete neemt met de verkoop van zijn ontwerpen deel aan het economisch verkeer en voorts beoogt hij met zijn activiteiten voordeel en is er ook redelijkerwijs voordeel te verwachten. Er is dus sprake van een bron van inkomen. De activiteiten zijn echter incidenteel en vallen daarmee buiten het ondernemingsbegrip zoals dat in de jurisprudentie tot stand gekomen is. Pete geniet resultaat uit overige werkzaamheden in de zin van artikel 3 Wet IB 2001.

Vraag b Noem twee opvallende verschillen tussen deze inkomenscategorieën. - Zelfstandigen - WUO EN ROW: kostenaftrek afhankelijk van het urencriterium mogelijk, maar bij loon niet - Winst uit onderneming bestaat recht op ondernemingsfaciliteiten

Opgave 3 Alex Kuipers werkt als timmerman bij een renovatiebedrijf dat zich bezighoudt met exclusieve renovaties van oude panden en houten trappen en vloeren. Alex heeft als hobby het maken van houten beelden. Hij verkoopt deze tegen een kleine vergoeding aan familie en vrienden. Hij besluit zijn hobby uit te breiden en gaat nu nog maar parttime bij het renovatiebedrijf werken. Met zijn houtsnijwerk richt hij zich nu op grotere projecten. Hij stort zich op het interieur van oude panden en maakt en bewerkt houten tafels en keuken- en

Wie geniet winst? Artikel 3 Wet IB 2001 Echte ondernemers (artikel 3 Wet IB 2001) Ondernemer is o.g. artikel 3 Wet IB 2001 de belastingplichtige voor wiens rekening een onderneming wordt gedreven en die rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming (belastingplichtige hoeft niet deel te nemen aan de feitelijke bedrijfsuitoefening). Resumerend: Casus: Alex is ondernemer want hij loopt ondernemersrisico en zal door derden worden aangesproken voor schulden.

Vraag b Indien Alex geen winst uit onderneming geniet, hoe zou hij dan in de heffing van de inkomstenbelasting kunnen worden betrokken? Resultaat uit overige werkzaamheden (3 Wet IB) Indien Alex geen winst uit onderneming geniet, hoe zou hij dan in de heffing van de inkomstenbelasting kunnen worden betrokken? Resultaat uit overige werkzaamheden ROW artikel 3 Wet IB 2001. Resultaat:’gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid’, artikel 3 Wet IB 2001 (‘enige vorm van arbeid’ nodig). Rangorderegeling; restcategorie: geen loon of winst uit onderneming. Voor resultaatsbepaling aangesloten bij winstregime, artikel 3 Wet IB 2001.

Opgave 4 Charles drijft in de vorm van een eenmanszaak café “De Blauwe Hemel’. Zijn echtgenote Lia werkt mee in de onderneming. Zij ontvangt hiervoor geen vergoeding. Charles oefent de onderneming uit in een gehuurd pand. In 2018 bedraagt de winst o.g. artikel 3 t/m artikel 3 Wet IB 2001 € 100.

Vraag a Hoe wordt dit samenwerkingsverband van Charles en zijn vrouw op grond van het bovenstaande in de inkomstenbelastingheffing betrokken? Charles geniet winst uit onderneming. Heeft recht op de ondernemersaftrekken. Omdat Lia onbetaald werk verricht heeft Charles recht op meewerkaftrek artikel 3. Wet IB 2001)

De meewerkaftrek houdt in dat er een percentage van de winst in aftrek van de winst komt. Dit percentage is afhankelijk van het aantal gewerkte uren. Bij een vergoeding lager dan € 5 kan de vergoeding door de ondernemer niet in aftrek worden gebracht, zie artikel 3. lid 4 IB 2001 (maar heeft hij recht op meewerkaftrek).Het bedrag van de meewerkaftrek is voor de partner geen inkomen en dus niet belast met inkomstenbelasting. deze in aftrek komt van de winst. Bij beide partners gezamenlijk wordt het inkomen dus minder. Het urencriterium is van toepassing.

Vraag b Stel dat Charles zijn vrouw wel een beloning zou betalen. Hoe zouden hij en zijn vrouw dan in de inkomstenbelastingheffing betrokken worden? Belastbaar loon: Bij een arbeidsbeloning minder dan € 5 ook meewerkaftrek. Bij reële arbeidsbeloning boven € 5 volledige kostenaftrek voor de vergoeding. Arbeidsbeloning is dan inkomen voor de partner.

Vraag c Lia verricht samen met Charles ondernemingsactiviteiten in het café. Welke ondernemingsvorm zou u Charles in plaats van zijn eenmanszaak kunnen adviseren? Motiveer uw antwoord. VOF, zodat beide iets inbrengen in de firma en beide de lasten/risico dragen. Charles en Lia zouden een man-vrouwfirma kunnen aangaan. In dat geval wordt het resultaat van € 100 50/50 verdeeld over de beide firmanten. Zij hebben dan beiden recht op de zelfstandigenaftrek en kunnen beiden het progressieve schijventarief van artikel 2. Wet IB 2001 optimaal benutten, hetgeen resulteert in een belastingbesparing.

Vraag d Stel dat Charles een tandarts is en zijn vrouw als assistente bij hem in zijn praktijk werkt als mede ondernemer, welke gevolgen zou dit dan hebben voor hun ondernemersfaciliteiten? In casus is sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband en voor meer dan 70% ondersteunende werkzaamheden: de gewerkte uren van zijn vrouw tellen dan niet mee voor het urencriterium bij haar ondernemersfaciliteiten.

Opgave 5 Sabien drijft een onderneming in de vorm van eenmanszaak. De zaken gaan goed en ze besluit uit te breiden met een tweede vestiging. Ter financiering hiervan gaat ze een samenwerkingsverband aan met haar oom Kees. Kees brengt geld in en ontvangt daarvoor alleen jaarlijks een percentage van de winst.

Vraag a Welk samenwerkingsverband ligt voor de hand en hoe worden Sabien en Kees met dit samenwerkingsverband in de inkomstenbelastingheffing betrokken? Wie kan aansprakelijk gesteld worden voor de verbintenissen van dit samenwerkingsverband? CV, iemand die geld inbrengt en voor de rest niks doen. Je hebt bij een CV enkel een geldschieten en enkel aansprakelijk voor de daden van de vennootschap zolang hij zich ermee bemoeit en kan maximaal zn inleg kwijtraken.

Sabien is als beherende vennoot rechtstreeks aansprakelijk voor de schulden van de onderneming en kwalificeert als ondernemer in de zin van artikel 3 Wet IB 2001.

Uitwerking: 1 rekening gedreven(ondernemerschap) 2. rechtstreeks verbonden voor verbintenissen(aansprakelijkheid)). Sabien geniet winst uit onderneming o.g. artikel 3 Wet IB 2001 en wordt daarvoor belast in box 1(artikel 3 lid 2 onder a Wet IB 2001) Oom Kees is als commandiet slechts aansprakelijk voor de schulden van de onderneming tot het bedrag van zijn deelname (inbreng) en wordt als gevolg daarvan

Tot die omstandigheden behoort ook de door het Hof genoemde wet- en regelgeving die van belang is voor de wijze waarop de samenwerking tussen de zorgaanbieder en de zorgverlener wordt vormgegeven. Nu sprake van een overeenkomst van opdracht. Geen instructies op te volgen en een vrije invulling hoe en wanneer te werken.

Opgave 7 Inge is in juli 2017 als ZZP-er gestart. Ze repareert en refurbised computers bij kleine bedrijven. In 2017 heeft Inge 700 uren aan haar bedrijf besteed en bedroeg haar omzet € 10. Door een goede mond op mondreclame, te netwerken en het binnen halen van een paar grote klanten groeide haar bedrijf fors in 2018 en behaalde ze dat jaar een omzet van € 40 met de 1300 uren die ze aan haar bedrijf besteedde.

Vraag a Van welke fiscale ondernemersfaciliteiten kan Inge als ZZP-er in 2017 en 2018 gebruik maken o.g. art. 3 Wet IB 2001? Urencriterium: 1225 uur, voldoet niet met 700 uur. Dus geen ondernemersfaciliteiten en mogelijk ook niet (“kan”) oude dags reserves. Urencriterium niet bij mkb-vrijstelling en investeringsaftrek en willekeurige afschrijvingen (herinvesteringsreserve).

Vraag b Inge treft in 2018 een pensioenvoorziening. Hoe beïnvloedt dit haar belastbare winst uit onderneming in 2018?

Pensioenvoorziening in eigen beheer: het gevaar is dat je het geld niet moet opmaken omdat het in eigen beheer staat. Eventueel omzetten tot lijfrente.

9,4% in aftrek brengen van belastbare winst aftrekken tot een max. van ...

Aantekeningen:

Kostenaftrek

MKB-vrijstelling

Ondernemersaftrek – urencriterium

Man-vrouw firma – V.O.

3.1-3 Wet IB

WEEK 2

De objectieve belastingplicht

LITERATUUR

O.C. Marres, S. Mol-Verver en J. van de Streek (red.), Hoofdzaken Belastingrecht. Boom Fiscale Uitgevers, Den Haag 2020, 22e druk, Hoofdstuk 2, onderdelen 2.2 t/m 2.2.4, 2.2 t/m 2.2.8,

Opgave 1

Charles drijft in de vorm van een eenmanszaak café “De Blauwe Hemel’. Zijn echtgenote Lia werkt mee in de onderneming. Zij ontvangt hiervoor geen vergoeding. Charles oefent de onderneming uit in een gehuurd pand. In 2018 bedraagt de winst o.g. artikel 3 t/m artikel 3 Wet IB 2001 € 100. Vraag a

Van welke faciliteiten kan Charles o.g. bovenstaande gegevens gebruik maken?

Wat is een onderneming? Welke wetsartikelen zijn van toepassing?

Onderneming: Zijn activiteiten vormen een organisatie van kapitaal en arbeid waarmee duurzaam wordt deelgenomen aan het economisch verkeer. Charles geniet winst uit onderneming en heeft recht op de ondernemersaftrekken.

Wetsartikelen: 3, 3 en 3 Wet IB Ondernemers kunnen gebruik maken van een aantal aftrekken en faciliteiten zoals de willekeurige afschrijving van milieubedrijfsmiddelen en andere aangewezen bedrijfsmiddelen, de investeringsaftrek, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de energie-en milieu-investeringsaftrek, de aanvullende aftrek speur-en ontwikkelingswerk, de toepassing van de fiscale reserves, de oudedagsreserve, de ondernemersaftrek en de MKB- winstvrijstelling.

Vraag b

Hoe hoog is de belastbare winst uit onderneming?

(‘mag’): 9,44% x 100= 9 – donatie oudedagsreserve

7 – zelfstandigenaftrek

4% x 90 = 3 – meewerkaftrek

14% x 80 = 11 – MKB-winstvrijstelling

Belastbare winst uit onderneming: 68.

Onder druk van de crisis wordt CV ‘Het Beeld’ steeds minder ingehuurd. Het resultaat van de CV over 2019 bedraagt slechts € 4. In 2020 wordt zelfs een verlies behaald van € 10.

Vraag b

Hoe groot is de belastbare winst van Sabien en oom Kees berekend over 2019 en 2020?

4 x 0,8 = 3200 – faciliteiten = 0

  • oudedagsreserve: 9,44% x 3200 = 302

Zelfstandigenaftrek: 2897

4000 x 0,2 = 800

De belastbare winst van oom Kees bedraagt € 800. Oom Kees heeft als medegerechtigde geen recht op ondernemersfaciliteiten. In de betreffende artikelen wordt immers steeds gesproken over “de ondernemer”.

In 2020 behaalt de CV een verlies van € 10. Hiervan komt € 8 toe aan Sabienen € 2 aan oom Kees. Op grond van artikel 3 Wet IB 2001 kunnen deze verliezen verrekend worden met de winsten van de drie voorafgaande kalenderjaren en negen volgende kalenderjaren. De MKB-winstvrijstelling (art. 3 Wet IB 2001) maakt geen onderscheid tussen positieve of negatieve resultaten. De winst van Sabien bedraagt dus -€ 8 -/-1 (14% van € 8) = -€ 6.

Sabien kan haar deel van het verlies (€ 8) verrekenen met de winst over 2018 tot een bedrag van € 3. Er resteert dan nog een te verrekenen verlies van € 4. Dit kan Sabienverrekenen met winsten in de komende negen jaren. 2018: Haar winst bedroeg € 3. Haar verlies in 2020 van € 6 is hiermee verrekenbaar. Per saldo bedraagt de winst over 2018 dus € 0. Van het verlies van € 6 is dus nog € 2. (€ 6 -/-3) verrekenbaar. 2019: Haar winst bedroeg 0. Geen verrekenmogelijkheid. 2020: Het verrekenbare verlies bedraagt na verrekening van eerdere winsten € 2. Dit verlies is verrekenbaar met toekomstige positieve winsten.

Kees 2018: Zijn winst bedroeg € 3. Zijn verlies in 2020 bedraagt € 2. Per saldo bedraagt de winst over 2018 dus nog € 1 (€ 3 -/-€ 2). 2019: Zijn winst blijft ongewijzigd, omdat hij geen verrekenbare verliezen meer heeft.

Opgave 3

Jan is als ondernemer veel onderweg voor zijn onderneming. Hij schaft een dure luxe Tesla aan voor de ritten die hij voor de uitoefening van zijn onderneming maakt. Naast dat de Tesla al jarenlang zijn droomauto is meent hij dat deze luxe auto ten goede komt aan zijn imago als geslaagd zakenman. Jan brengt de kosten van deze auto volledig ten laste van de winst van zijn onderneming voor de heffing van inkomstenbelasting. De inspecteur stelt dat de keuze van Jan voor een dergelijke dure auto niet zakelijk is, maar toe te rekenen is aan de vervulling van een persoonljjke behoefte. Hij stelt dat Jan voor zijn zakelijke ritten kan volstaan met een veel goedkopere auto en weigert daarom de kosten volledig in aanmerking te nemen. De inspecteur stelt dat een redelijk denkend ondernemer

niet zulke hoge autokosten zou maken en corrigeert de aftrek naar een aanzienlijk lager bedrag, passende bij een volgens hem afdoende auto.

Vraag a

Jan stelt dat hij de auto uitsluitend zakelijk gebruikt en daarom de kosten wel volledig in aftrek behoren te worden genomen. Heeft Jan gelijk?

Ja, zolang het redelijk is en waarschijnlijke kosten zijn mag dit.

De kosten van de auto van Jan. Als Jan de auto als ondernemingsvermogen etiketteert, dan zijn de kosten aftrekbaar. Tenzij het Cessna-arrest van toepassing is, dan zijn de kosten niet aftrekbaar, want dan staan de kosten in een wanverhouding. In dit geval lijkt de Jaguaruitspraak van toepassing. Dus de kosten van de auto zijn aftrekbaar. Let op de aankoopkosten van de Tesla moeten worden geactiveerd. Daar moet jaarlijks over worden afgeschreven. Op weg naar een klant heeft Jan te hard gereden. Hij brengt de boete hiervoor in aftrek van zijn winst. De inspecteur weigert de aftrek. Jan stelt dat het een zakelijke rit betrof en de kosten daarom zakelijk zijn en dus wel aftrekbaar.

Op weg naar een klant heeft Jan te hard gereden. Hij brengt de boete hiervoor in aftrek van zijn winst. De inspecteur weigert de aftrek. Jan stelt dat de het een zakelijke rit betrof en de kosten daarom zakelijk zijn en dus wel aftrekbaar.

Vraag b

Heeft Jan gelijk?

Nee verkeersboetes zijn niet fiscaal aftrekbaar op grond van artikel ...

Zakelijkheidstoets staan de kosten in zakelijke verhouding tot de onderneming? Zijn de kosten in dat geval (zakelijk gezien) aftrekbaar? Zonder nadere wettelijke bepalingen zijn de kosten in verband met de boete aftrekbaar.

Maar ...... Wat zegt de fiscale wetgeving? I. Wet IB 2001 Zoek op artikel 3 Wet IB 2001 Hierin staat vermeld dat de kosten van bestuurlijke boeten niet aftrekbaar zijn. Dus de kosten in verband met de boete kunnen niet ten laste van de winst worden gebracht. De kosten hebben wel een zakelijk karakter (causaal verband), maar er geldt hier een aftrekbeperking.

Inspecteur mag zich nooit op de stoel van ondernemer zitten en zich niet bemoeien met de bedrijfsvoering van de ondernemer

  • Verkoop tuinmeubelen ad € 60; winst
  • Verkoop van de Vespa van de zoon van Klaas ad € 3 prive

Vraag a

Welke opbrengsten/uitgaven maken deel uit van de belastbare winst uit onderneming?

110 winst

-1200 (aftrekbaar)

-40.

-1000 privé

-Vespa privé

=

Klaas heeft dan wel 40 loungesets ingekocht, echter heeft hij 1 loungeset onttrokken. De waarde van de onttrekking (inkoopprijs + winst opslag) moet bij de winst geteld worden. Omdat wij niet weten hoeveel loungesets verkocht zijn kunnen wij geen prijs per stuk berekenen. Daarnaast is onduidelijk of de onttrekking van Klaas in de omzet is opgenomen Als de prijs van 40 loungesets van de omzet gehaald wordt moet de inkoopprijs van 1 loungeset bij de winst als onttrekking opgenomen worden. Omzet minus kosten + onttrekkingen - stortingen € 60 - € 40 + 1  -€ 0 = € 39.

Als alternatief kun je ook de inkoopprijs van privé onttrokken loungeset buiten de winst laten. De kosten zijn dan € 39. Daar is in casu voor gekozen.

Opgave 5

Diana drijft een ICT bedrijf in vorm van een eenmanszaak. Zij stopt met haar ondernemingsactiviteiten en doekt haar zaak op.

Vraag a

Wat zijn de fiscale gevolgen voor Diana van het stoppen van haar ondernemingsactiviteiten en opdoeken van haar zaak?

Stakingsfaciliteit, max. 3630 euro van de winst uit het laatste jaar (artikel 3)

Diana houdt op winst uit onderneming te genieten want de onderneming wordt niet meer voor haar rekening gedreven en ze is dus geen ondernemer meer. De objectieve onderneming wordt gestopt. Er is sprake van een staking van de onderneming. Dit leidt tot stakingswinst. Staken betekent in principe dat moet worden afgerekend over alle voordelen die nog niet eerder tot de fiscale winst zijn gerekend (eindafrekening artikel 3 Wet IB 2001).

•Stille reserves: verschil boekwaarde en waarde in het economische verkeer; •Fiscale reserves, t. (kosten)egalisatiereserve, herinvesteringsreserve en oudedagsreserve (FOR). Voordelen zijn nog niet belast maar door deze in de stakingswinst op te nemen worden ze alsnog belast; •Goodwill Faciliteiten bij staking (ter vermindering van de fiscale gevolgen bij staking). •Stakingsaftrek (artikel 3 Wet IB 2001): maximum van € 3.; •Lijfrentepremieaftrek (artikel 3:129 Wet IB 2001): stakingswinst kan worden gebruikt voor de aanschaf van een lijfrente.; •Doorschuiffaciliteiten: fictief wordt ervan uitgegaan dat de staking niet heeft plaatsgevonden met als gevolg dat er ook geen stakingswinst is.

Aantekeningen

Stortingen en onttrekkingen waarderen in het economische verkeer.

NOTE er is verschil tussen de afronding voor de IB en de afronding voor de BTW.

Alle bedragen die u invult, mag u bovendien op hele euro's afronden in uw voordeel. Aftrekposten rondt u dus naar boven af, en loon en vermogen naar beneden. LET OP! U gebruikt voor de afronding van het btw-bedrag de rekenkundige methode. Als het bedrag van de verschuldigde btw op de factuur bestaat uit meer dan 2 cijfers achter de komma, dan rondt u het 3e cijfer achter de komma af op hele centen. Dit doet u als volgt:

  • Is het 3e cijfer achter de komma lager dan 5, dan rondt u het bedrag naar beneden af.
  • Is het 3e cijfer achter de komma 5 of hoger, dan rondt u het bedrag naar boven af.

Vermogensbestanddelen vormen:

  • Verplicht ondernemingsvermogen: > 90% gebruikt voor de onderneming
  • Verplicht privévermogen: > 90% gebruikt in privé
  • Keuzevermogen: > 10% maar < 90% in privé of onderneming gebruikt. In dat geval mag de belastingplichtige kiezen.

Vraag a

Wat zijn de fiscale gevolgen van de verkoop van de onderneming voor Jan?  Willem moet het denk ik zijn?

Willem staakt zijn onderneming en zal belasting moeten betalen over zijn stakingswinst op grond van artikel 3 Wet IB 2001. Het gevolg hiervan is dat er een eindafrekening plaatsvindt. Deze afrekening gaat over de stille reservers, (zakelijke) goodwill en fiscale reserves.

Overdracht (verkoop) objectieve onderneming; de onderneming wordt voortgezet door ander. Belastingplichtige (Willem) geniet geen winst meer •Er is hier sprake van staken. Staken in zijn meest algemene vorm is het ophouden subjectief binnenlands belastbare winst uit onderneming te genieten. Bij verkoop van de onderneming is dit aan de orde. •Gevolgen van de staking: bij staken moet worden afgerekend over stakingswinst. •Staken betekent in principe dat moet worden afgerekend over alle voordelen die nog niet eerder tot de fiscale winst zijn gerekend (eindafrekening artikel 3 Wet IB 2001). Dus, bij staking vereist het totaalwinstbegrip dat alle nog niet eerder belaste winstbestanddelen alsnog in de belastingheffing worden betrokken. (Totaalwinst = som jaarwinsten en stakingswinst. Stakingswinst behoort tot winst in laatste jaar)

•Stakingswinst: oStille reserves: verschil boekwaarde en waarde in het economische verkeer; oFiscale reserves, t. (kosten)egalisatiereserve, herinvesteringsreserve en oudedagsreserve (FOR). Voordelen zijn nog niet belast maar door deze in de stakingswinst op te nemen worden ze alsnog belast; oGoodwill (is een soort van stille reserve). Indien de overnemer van de onderneming een hoger bedrag wil betalen voor de onderneming als geheel dan het bedrag van de waarde van de onderneming als alleen zou worden gekeken naar de werkelijke waarde van de bezittingen min de schulden. (voorbeeld: indien de onderneming zo’n goede naam heeft dat hierdoor hogere winsten kunnen worden behaald dan zonder deze goede naam).

Stille reserves € 200 -/- € 150 € 50. Oudedagsreserve € 60. Egalisatiereserve € 10. Goodwill € 20. Stakingswinst € 140. Stakingsaftrek (artikel 3 Wet IB 2001) € 3. Belaste stakingswinst € 136. MKB Winstvrijstelling 14% € 19. € 117.

Vraag b

Schets de gevolgen voor de winst uit onderneming bij de staking van een onderneming door de inbreng van een IB-onderneming in de wet IB 2001 in een vennootschap in de wet Vpb 1969.

140 x 0,25 = 35.

105 x 0,25 = 26.

Stille reserves:

  • 200.000-150 = 50.

Zakelijke goodwill:

Fiscale reserves:

  • Egaliteitsreserve: 10.

  • Herinvesteringsreserves: 0

  • Oudedagsreserves: 60.

Door de inbreng van de onderneming houdt de ondernemer op winst uit onderneming te genieten want de onderneming wordt niet meer voor rekening van de ondernemer gedreven, maar voor rekening van de BV. De BV is geen natuurlijk persoon dus o.g. art. 3 jo 2. Wet IB 2001 geen IB heffing. Door de overdracht (Inbreng) staakt de ondernemer de uitoefening van de onderneming. De staking leidt tot stakingswinst. Bij het einde van de IB-onderneming moet worden afgerekend over alle stille reserves, fiscale reserves en goodwill die in de IB-onderneming aanwezig zijn. Ook al wordt de onderneming voortgezet middels een vennootschap. Omdat op dit moment geen liquide middelen vrij komen heeft de wetgever een doorschuifregeling (artikel 3. 65 IB) in het leven geroepen. De doorschuifregeling van art. 3 IB is op verzoek. Er zijn ook wel enkele voorwaarden verbonden aan het doorschuiven. De BV neemt dan als verkrijger de plaats in van de voorganger. Het waarborgen van de claim gebeurt door de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang (zesde standaardvoorwaarde besluit geruisloze inbreng) te stellen op de fiscale boekwaarde van de onderneming. Door de inbreng in de bv wordt de inkomstenbelastingclaim van de ondernemer in box 1 omgezet in een inkomstenbelastingclaim in box II en een VPB claim

Door de inbreng van de onderneming houdt de ondernemer op winst uit onderneming te genieten want de onderneming wordt niet meer voor rekening van de ondernemer gedreven, maar voor rekening van de BV. De BV is geen natuurlijk persoon dus o.g. art. 3 jo 2. Wet IB 2001 geen IB heffing. Door de overdracht (Inbreng) staakt de ondernemer de uitoefening van de onderneming. De staking leidt tot stakingswinst. Bij het einde van de IB-onderneming moet worden afgerekend over alle stille reserves, fiscale reserves en goodwill die in de IB-onderneming aanwezig zijn. Ook al wordt de onderneming voortgezet middels een vennootschap.

Omdat op dit moment geen liquide middelen vrijkomen heeft de wetgever een doorschuifregeling (artikel 3. 65 IB) in het leven geroepen. De doorschuifregeling van art. 3 IB is op verzoek. Er zijn ook wel enkele voorwaarden verbonden aan het doorschuiven.

Opgave 2

Jan Jansen verdient zijn brood met het maken van schilderijen op verzoek. Hij oefent als fiscaal ondernemer een eenmanszaak uit vanuit zijn garage. Deze staat los van zijn huis. Jan heeft zijn woning dit jaar aangekocht en bij de koop rekening gehouden met de losstaande garage die hij voor zijn onderneming wil gebruiken. Jan is voornemens om zijn huis binnen een paar jaar te verkopen en wil daarom de garage tot zijn privé vermogen rekenen om zo te zijner tijd de opbrengst bij de verkoop onbelast te kunnen genieten. Jan meent dat hij als ondernemer vrij is in zijn keuze om de garage tot zijn ondernemingsvermogen – dan wel privévermogen te rekenen en etiketteert daarom de garage als privévermogen.

Vraag a

Heeft Jan de garage juist geëtiketteerd of dient hij de garage tot zijn ondernemingsvermogen te rekenen?

Bij tot de categorie ‘keuze’ te behoren voor ondernemers- of privévermogen is het van belang dat het bestandsdeel meer dan 10% doch minder dan 90% dienstbaar zal zijn aan de onderneming. De garage staat los van het huis en behoort dus daardoor ook niet tot het huis. De garage zal dus 100% dienstbaar zijn aan de onderneming en zal dus verplicht tot het ondernemingsvermogen behoren.

Vermogensetikettering (H 2.2.3) In deze vraag gaat het om de zogenaamde vermogensetikettering: dit vraagstuk behoort tot de totaalwinst (art. 3 Wet IB 2001). Wat is het belang van vermogensetikettering? Bij privévermogen in box 3 kunnen geen kosten in aftrek worden gebracht, maar zijn verkoopwinsten ook niet belast. Bij ondernemingsvermogen kan worden afgeschreven en zijn de kosten in beginsel aftrekbaar, maar zijn verkoopwinsten belast tegen progressief tarief.

Keuzevermogen vermogensbestanddelen die niet tot één van de eerdergenoemde categorieën behoren, mogen naar keuze van de ondernemer worden geëtiketteerd bijvoorbeeld panden die voor een deel als woonhuis en voor een deel als ondernemingspand worden gebruikt (gemengd gebruik) Als een pand bouwkundig splitsbaar is, moet dit verplicht worden gesplitst Vermogensbestanddelen waarvan de belanghebbende binnen de grenzen van de redelijkheid  kan uitmaken of ze tot het ondernemingsvermogen dan wel het privé vermogen behoren

Het uitgangspunt van de Hoge Raad is dat het al dan niet behoren van een vermogensbestanddeel (activum of passivum) tot het ondernemings of privévermogen in het algemeen afhankelijk is van de wil van de belastingplichtige, zoals deze in zijn boekhouding of anderszins tot uitdrukking komt en dat de belastingplichtige daarbij vrij is, echter binnen de grenzen van de redelijkheid (HR 7 oktober 1953 nr 11383 BNB 1953 722 en HR 29 september 1954 nr 11887 BNB 1954 313 Voor de vermogensbestanddelen die naar hun functie slechts tot het ondernemingsvermogen of het privévermogen kunnen behoren, mist de belastingplichtige het keuzerecht

Bijonroerendezaakingesplitstgebruik:keuzevermogen/310blijktdatdebelanghebb endebijgesplitstgebruikdekeuzeheeftuit3mogelijkheden: 1; 2évermogen; 3é- gedeelteeneenbedrijfsgedeelte.

Incasuissprakevaneenbouwkundigsplitsbaarpanddeverschillendedelenkunnenafzonderlijkword engeëxploiteerd,maarmoeterverplichtwordengesplitst:het privégedeeltevandewoningisverplichtprivévermogenenhetondernemingsgedeelte.i.e, isverplichtondernemingsvermogen.

Opgave 3

Stijn is in 2018 een autobedrijf begonnen. Stijn heeft bedrijfsauto’s aangekocht voor zijn personeel en heeft de volledige aankoopkosten ten laste van zijn winst gebracht. De inspecteur weigert deze aftrek.

Vraag a

Heeft de inspecteur gelijk?

Op grond van artikel 3 Wet IB 2001 is er bijtelling indien de werknemers de auto’s privé gebruiken. Het hangt ervan af of de auto behoort tot het ondernemingsvermogen.

Uit de casus blijkt dat de auto volledig worden gebruikt voor de onderneming, het lijkt mij dus van wel. De auto’s behoren dus tot het ondernemingsvermogen en mogen als ‘kosten’ van de winst worden afgetrokken.

Goed koopmansgebruik vereist dat de kosten worden toegerekend aan de jaren waarop ze betrekking hebben. De auto’s zijn bedrijfsmiddelen en hebben werpen hun nut af gedurende meerdere jaren. De kosten mogen dus niet in een keer ten laste van de winst worden gebracht, maar middels jaarlijkse afschrijvingen.

Stijn heeft een auto verkocht op afbetaling. Al in het jaar van de levering van de auto blijkt de koper niet aan zijn betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Stijn vreest dat hij kan fluiten naar zijn centen.

Vraag b

Hoe kan Stijn bij de bepaling van zijn belastbare winst uit onderneming rekening houden met de niet nagekomen betalingsverplichtingen van zijn koper?

Geld reserveren voor mogelijke wanbetalingen behoren tot fiscale reserves (kostenegalisatiereserve) op grond van artikel ... Wet IB 2001.

Het voorzichtigheidbeginsel van goed koopmansgebruik houdt in dat een goed koopman zich niet rijker hoeft te rekenen dan hij is en dat wanneer hij een verlies ziet aankomen hij daar rekening mee kan houden bij de winstbepaling. Stijn kan een voorziening dubieuze debiteuren opnemen welke ten laste komt van zijn winst. Wanneer er later toch betaald mocht worden moet hij deze voorziening opheffen en valt er winst vrij.

Opgave 4

Was dit document nuttig?

Werkgroepopgaven belastingrecht ondernemers

Vak: Inleiding belastingrecht ondernemers (FDR2020)

80 Documenten
Studenten deelden 80 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
WEEK 1
De subjectieve belastingplicht
LITERATUUR
O.C.R. Marres, S.J. Mol-Verver en J.L. van de Streek (red.), Hoofdzaken Belastingrecht.
Boom Fiscale Uitgevers, Den Haag 2020, 22e druk, Hoofdstuk 2 onderdelen 2.1, 2.1.1., 2.1.2
t/m 2.1.2.3, 2.1.4.1, 2.2.1 t/m 2.2.2.3, 2.3.1 t/m 2.3.3.1
Opgave 1
Jan houdt zich bezig met de ontwikkeling van culturele projecten en tentoonstellingen.
Hiertoe koopt hij schilderijen, beeldhouwwerken en kunstobjecten aan in het binnen- en
buitenland. Na 3 jaar van fors investeren huurt hij een expositieruimte voor tentoonstellingen
van waaruit hij de kunstwerken ook wil gaan verkopen. Ook geeft hij aan derden in het
binnen- en buitenland de opdracht om de kunstobjecten te verkopen en plaats hij advertenties
om de tentoonstellingen te promoten en laat hij folders uitdelen. Tevens start hij met
fondsverwervende activiteiten in de culturele sector ter financiële ondersteuning van de
kunstenaars en ter financiering van een tentoonstellingsruimte. Doordat in de culturele sector
al enkele jaren flink bezuinigd wordt levert dit echter weinig op. Omdat Jan na 6 jaren nog
steeds geen winst weet te genereren stopt hij in 2017 met zijn activiteiten. In zijn aangifte
inkomstenbelasting 2017 wil hij de kosten die hij heeft gemaakt voor zijn activiteiten in aftrek
brengen.
Vraag a
Ziet u mogelijkheden voor Jan om de kosten in aftrek te brengen?
Bron van inkomen: voorwaarden niet voldaan. Is er een objectieve voordeelscriterium
(consultgeneraal-arrest – piramidespel-arrest – vriendendienst-arrest -). Jan beoogt voordeel,
echter is dit niet het geval aangezien er na 6 jaar nog geen winst is genoten. Er is dus geen
winst gemaakt en daardoor geen bron van inkomen. De kosten kan Jan niet in aftrek brengen
omdat de objectieve winstverwachting
Waarschijnlijk ontbreekt de objectieve winstverwachting. In dat geval geen bron van
inkomen O.g.v. het consul-generaal arrest is er geen bron van inkomen als van te voren
vaststaat dat de kosten de baten blijvend zullen overtreffen.
Kijken naar de feiten en omstandigheden van het jaar waarop de aanslag betrekking
heeft. De feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen wel mede in aanmerking
worden genomen doordat ze licht kunnen werpen of er in het jaar van de aanslag sprake
is van een objectieve winstverwachting.
Jan mag de kosten in aftrek brengen.
Denk aan het urencriterium (1225 uur): lijkt volgens de casus goed haalbaar.
Beantwoording bij het oplossen van de casus
1. Is er sprake van een bron van inkomen
2. Kwalificatie van het voordeel?
3. Is er relevante jurisprudentie?