Meteen naar document

Rechtswetenschap week 6

werkgroep antwoorden
Vak

Inleiding tot de Rechtswetenschap (JUR-1INLRW1)

999+ Documenten
Studenten deelden 2768 documenten in dit vak
Studiejaar: 2020/2021
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Vrije Universiteit Amsterdam

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Join Zoom Meeting

  • brightspace/d2l/home/
  • radbouduniversity/j/92092846522?pwd=MEhCbUtOVXNYb29zM3l2dy9nMlRxUT
  • Meeting ID:
  • Passcode:

Rechtswetenschap week 6

*2. Stel, de Grondwetgever past art. 93 en 94 van de Grondwet aan. Deze bepalingen worden geschrapt en vervangen door de bepaling:Internationaal recht is binnen het koninkrijk slechts verbindend voor zover het in wettelijke voorschriften is omgezet.

a zou er hierdoor veranderen aan het Nederlandse rechtssysteem?

b zou er hierdoor veranderen aan de werking van het recht van de EU?

c zou er hierdoor veranderen aan de doorwerking van het EVRM?

Stel, de Grondwetgever past art. 93 en 94 van de Grondwet aan. Deze bepalingen worden geschrapt en vervangen door de bepaling: Internationaal recht is binnen het koninkrijk slechts verbindend voor zover het in wettelijke voorschriften is omgezet.

a. Wat zou er hierdoor veranderen aan het Nederlandse rechtssysteem?

i. In Nederland was al het internationale recht ook gelijk nationaal recht dat stond in art. 93 en 94 in de grondwet. De verdragen hebben namelijk de hoogste plek in de normenhiërarchie. Als die artikelen zouden worden geschrapt zou dat betekenen dat de verdragen naar beneden gaan in de normenhiërarchie en dat de constitutie bovenaan komt te staan. Internationaal recht zou dus een apart gebied zijn van het nationale recht. Het Nederlandse systeem zou dus alle internationale wetten moeten weergeven in de nationale wetgeving om geldend te kunnen zijn, dit kost veel tijd. → je gaat over van monisme zoals we dat nu hebben naar dualisme.

b. Wat zou er hierdoor veranderen aan de werking van het recht van de EU?

i. Het recht van de EU zou hierdoor niet veranderen, want het betreft hier Europees Unierecht, en geen internationaal recht. Het Europees Unierecht is rechtstreeks ook nationaal recht, dit omdat de staten hun

soevereiniteit deels afstaan aan de EU. Monisme wordt dwingend voorgeschreven, dus daar veranderd niets aan.

c. Wat zou er hierdoor veranderen aan de doorwerking van het EVRM

i. het EVRM bevat internationaal recht, als dat slechts verbindend zou zijn als het in de wettelijke voorschriften is omgezet zou dat betekenendat de wetgevers van alle landen exact het EVRM zouden moeten overnemen in hun wetboeken om geldig te zijn. Doen zij dit niet, kan men zich niet beroepen op het EVRM. Want internationaal recht dwingt staten niet tot wetgeving allemaal in het nationale wet worden opgenomen. EVRM hoort niet bij de EU, dus geen Europees Unierecht. EVRM hoort bij Raad van Europa

*4 hoort niet in deze opsomming thuis: goedkeuringswet, transformatiewet, implementatiewet? Motiveer uw antwoord.

a is, gelet op de kenmerken van een moderne democratische rechtsstaat (zie week 3) het bezwaar van het volkenrechtelijke uitgangspunt van art. 7 lid 2 sub a?

b neemt de Nederlandse Grondwet dit bezwaar weg?

b. Welke) beginsel(en) of argument(en) pleit(en) juist vóór een ruimhartige aanvaarding van rechtstreekse werking

i. er is rechtsgelijkheid vergeleken met andere staten, je moet nu wel de verdragen naleven. quarta sun servanda → verdragen moeten worden nageleefd. Je kunt ze gelijk toepassen, vooral als mensenrechten in het geding zijn, bescherming van de mensenrechten.

*10. a. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de tot het Unierecht behorende verordeningen en richtlijnen?

b. De wetgever van de EU meent dat de werking van de interne markt verstoord raakt door de uiteenlopende termijnen die in de verschillende lidstaten worden toegepast voor het opzeggen van de huur van woningruimte (vgl. art. 7:271 lid 5 BW). Men zou graag een uniforme Europese opzegtermijn voor huur van woonruimte zien. Hoe kan dat bewerkstelligd worden?

  1. Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de tot het Unierecht behorende verordeningen en richtlijnen?

a. verordeningen zijn avv’s die als doel hebben uniforme regeling binnen alle lidstaten te scheppen, hier kan elke burger zich op beroepen (soort van materiële zin). richtlijnen verplichten elke lidstaat hun nationale wetgeving aan te passen aan de door de EU opgestelde voorschriften. Beide regelgeving afkomstig vanuit het Unierecht. Verordening gaat over iedereen, richtlijn spreekt meer tot de overheden van de lidstaten.

b. De wetgever van de EU meent dat de werking van de interne markt verstoord raakt door de uiteenlopende termijnen die in de verschillende lidstaten worden toegepast voor het opzeggen van de huur van woningruimte (vgl. art. 7:271 lid 5 BW). Men zou graag een uniforme Europese opzegtermijn voor huur van woonruimte zien. Hoe kan dat bewerkstelligd worden

i. dan moet het parlement en de Raad van Europa een wet maken, die vervolgens gepubliceerd wordt als richtlijn, en vervolgens publiceren in het PbEU (Publicatieblad van de EU). Dit moet in richtlijn → boek 7 over huur, als je opzegtermijn internationaal wil veranderen, dan geef je de nationale wetgever de mogelijkheid om de nationale wet aan te passen, dan heeft iedereen de bepaling bij elkaar staan. anders moet je honderden wetten nodig voor een simpele huurovereenkomst nodig. Dan zorg je dat het besluit wat netter en praktischer staat opgeschreven in de wetboeken.

*11. Geef voor elk van onderstaande geschillen aan, welke rechter nationale of internationale rechter bevoegd is.

a. De raad van de gemeente Nijmegen verbiedt het op straat sissen of fluiten naar vrouwen. Z wordt vervolgd wegens overtreding van deze bepaling. Hij meent echter dat zij in strijd is met art. 10 EVRM.

b. In een verdrag uit 1648 belooft de Republiek der Verenigde Nederlanden aan de legertroepen van Pruisen vrije doorgang over het gebied van de stad Nijmegen. Duitsland wil Nederland aan deze afspraak houden. Nederland meent tegenover Duitsland niet gehouden te zijn tot nakoming van verdragen met het vroegere Pruisen. Duitsland wil procederen.

c. Xantippe werkt bij de schoenenreus Zalkwando. Op zekere dag constateert zij dat haar collega Ysbrandt een kostwinnerstoeslag van 20% ontvangt. Navraag leert, dat alleen mannen daarvoor bij Zalkwando in aanmerking komen. Volgens Xantippe is dat in strijd met het EU-rechtelijke discriminatieverbod (art. 8 VWEU). Zij wil daarom dat Zalkwando ook haar alsnog € 27. kostwinnerstoeslag uitbetaalt over de afgelopen 3 jaar.

d. De gemeente Nijmegen stelt een subsidieregeling in waarbij iedere asielzoeker € 1. ondersteuning kan krijgen voor persoonlijke educatie. De aanvrager moet dan wel aantonen, niet via Duitsland naar Nederland te zijn doorgereisd. Y’s subsidieaanvraag stuit op deze voorwaarde af. Hij meent echter dat die voorwaarde in strijd is met het EU-verdrag. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaart Y’s hoger beroep uiteindelijk ongegrond.

e. Eurocommissaris Knoes legt aan bierbrouwer Extrabrew een boete van € 25 miljoen op wegens kartelafspraken. Extrabrew vindt die boete te hoog.

  1. Geef voor elk van onderstaande geschillen aan, of zij aan een internationale rechtervoorgelegd kunnen worden, en zo ja, aan welke. Zo nee, geef dan aan welke nationale rechter bevoegd is.

a. De raad van de gemeente Nijmegen verbiedt het op straat sissen of fluiten naar vrouwen. Z wordt vervolgd wegens overtreding van deze bepaling. Hij meent echter dat zij in strijd is met art. 10 EVRM.

i. Nationale rechter → naar de bestuursrechter, want hij beweert dat een gemeentelijke verordening in strijd is met het internationale verdrag. En het is een beslissing van een bestuursorgaan.

ii. overtreding van een APV → nationale rechter, naar eerste aanleg in een strafrechtzaak naar de kantonrechter, kantonrechter doet de overtredingen enrechtbank doet misdrijven

b. In een verdrag uit 1648 belooft de Republiek der Verenigde Nederlanden aan de legertroepen van Pruisen vrije doorgang over het gebied van de stad Nijmegen. Duitsland wil Nederland aan deze afspraak houden. Nederland meent tegenover Duitsland niet gehouden te zijn tot nakoming van verdragen met het vroegere Pruisen. Duitsland wil procederen.

i. Internationale rechter, Internationaal Gerechtshof → het gaat over een geschiltussen twee landen → lidstaat VS lidstaat, het gaat hier over landsgrenzen

c. Xantippe werkt bij de schoenenreus Zalkwando. Op zekere dag constateert zij dat haar collega Ysbrandt een kostwinnerstoeslag van 20% ontvangt. Navraag leert, dat alleen mannen daarvoor bij Zalkwando in aanmerking komen. Volgens Xantippe is dat in strijd met het EU-rechtelijke discriminatieverbod (art. 8 VWEU). Zij wil daarom dat Zalkwando ook haar alsnog € 27. kostwinnerstoeslag uitbetaalt over de afgelopen 3 jaar.

i. Nationale rechter, naar de kantonrechter. Want het gaat hier over arbeidsrecht, daarvoor ga je naar de nationale civiele kantonrechter. Mocht die er niet uitkomen kan de nationale rechter een prejudiciële vraag stellen aan het hof van justitie. Als ze de laatste instantie zou zijn moet ze als laatste feitelijke instantie verplicht prejudiciële vragen stellen aan het Hof van Justitie van de EU. Vordering arbeidsovereenkomst is de uitzondering op een vordering boven de 25000 euro.

d. De gemeente Nijmegen stelt een subsidieregeling in waarbij iedere asielzoeker €1. ondersteuning kan krijgen voor persoonlijke educatie. De aanvrager moet danwel aantonen, niet via Duitsland naar Nederland te zijn doorgereisd. Y’s subsidieaanvraag stuit op deze voorwaarde af. Hij

Tutorial II (versie 1) Rechtspraak

Lees ter voorbereiding:

-Urgenda

-arrest (samenvatting);

-Conclusie P-G

-R. Schutgens, ‘Urgenda en de grens tussen recht en politiek’, O&A 2020/2, afl. 1, p. 2-4;

-M.F. de Werd, ‘Dikastofobie’, NTM|NJCM-Bull. 2020/16, afl. 2, p. 217-218.

Aanvullende literatuur (niet verplicht):

-E. Bauw, Politieke processen, Den Haag: Boom juridisch 2017, p. 29-33.

-M.F. de Werd, ‘Schaf het voordrachtsrecht van de Tweede Kamer af!’, RMThemis 2020, afl. 4, p. 199-202.

KENNIS

1 de samenvatting van het Urgenda

-arrest wordt vermeld dat de Staat en Urgenda in cassatie de feiten niet ter discussie hebben gesteld. In hoeverre was het voor de Staat zinvol geweest om dit wel te doen?

hoge raad gaat niet over de feiten.

  1. Is de Hoge Raad verplicht de conclusie van de P-G te volgen?

  2. Leg uit of het EVRM deel uitmaakt van de Nederlandse rechtsorde.

  3. Bevatten art. 2 en 8 EVRM klassieke of sociale grondrechten?

  4. Leg uit waarom een wetgevingsbevel gelet op de staatsrechtelijke verhoudingen niet toelaatbaar is. Tip: raadpleeg Verheugt. strijding van machten

VAARDIGHEDEN

  1. Bedenk argumenten voor en tegen de stelling dat uit art. 2 en 8 EVRM een

positieve verplichting voor de Staat voortvloeit om per eind 2020 25% minder

broeikasgassen uit te stoten.

  1. Bent u van oordeel dat de rechter op de stoel van de politiek is gaan zitten door

de Staat te bevelen meer te doen tegen klimaatverandering?

  1. Denkt u dat de persoonlijke opvattingen van een rechter invloed kunnen hebben

op diens uitspraak? Motiveer uw antwoord.

  1. Stelling: Rechters zouden nooit lid mogen zijn van een politieke partij.

5: Kritiek op (uitspraken van) de rechter zet de bijl aan de wortel van de rechtsstaat

Was dit document nuttig?

Rechtswetenschap week 6

Vak: Inleiding tot de Rechtswetenschap (JUR-1INLRW1)

999+ Documenten
Studenten deelden 2768 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
https://brightspace.ru.nl/d2l/home/167038
Join Zoom Meeting
https://radbouduniversity.zoom.us/j/92092846522?pwd=MEhCbUtOVXNYb29zM3l2dy9nMlRxUT09
Meeting ID: 920 9284 6522
Passcode: 068736