Meteen naar document

Proeftoets Staatsrecht met antwoorden voor Brightspace

oefenmateriaal voor het tentamen staatsrecht jaar 2021
Vak

Staatsrecht (1100STAA14)

465 Documenten
Studenten deelden 465 documenten in dit vak
Studiejaar: 2021/2022
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Universiteit Utrecht

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Gerelateerde Studylists

Staatsrecht

Preview tekst

Naam opleiding HBO-Rechten

Naam toets Staatsrecht

Doelgroep Jaar 1

Versie A

Studiejaar 2019-

Datum N.v.

Tijd 3 klokuren

Aantal vragen 60

Aantal pagina’s 10

Bijlagen geen

Bekendmaking cijfers N.v.

orbeelden van instructies. Verwijder de instructies die NIET van toepassing zijn! Als je zelf instructies toevoegt, geldt als richtlijn: kort, krachtig en duidelijk.

MEERKEUZETOETS Dit is een geslotenboektoets. Deze toets bestaat uit 60 meerkeuzevragen. In beginsel heb je bij minimaal 42 juiste antwoorden een voldoende. Je kunt hier geen rechten aan ontlenen; na toets en itemanalyse kunnen de normering en cesuur worden bijgesteld. Studenten die voldoen aan de compensatieregeling, hoeven vraag 1 t/m 6 niet te maken. Deze vragen zijn aangegeven met ‘bonusvraag’. Voor de beantwoording van deze vragen kleur je het vakje op het antwoordformulier in bij de letter van het beste antwoord met een blauwe of zwarte pen. Geen potlood of rode pen gebruiken. Bij de toets mag je alleen gebruikmaken van Wettenbundels SDU Verzameling Nederlandse Wetgeving (VNW) of Kluwer Collegebundel. Het is niet toegestaan wettenbundels uit te lenen aan medestudenten.

VOOR ALLE TOETSEN GELDT  Schrijf bovenaan ieder antwoordblad: voornaam en achternaam, studentnummer, nummer en letter van de groep en bij meerkeuzetoetsen de versie (A/B).  Na het verstrijken van de toetstijd mag je niet meer schrijven. Dus ook niet om je eigen gegevens (naam, studentennummer, groep) bovenaan het antwoordvel te schrijven.  Vermeld onduidelijkheid over een opgave op het antwoordvel.  Leg tijdens de toets je legitimatiebewijs zichtbaar op tafel.  Je tas is dicht en ligt onder je tafel.  Mobiele telefoons en horloges moeten worden uitgeschakeld en opgeborgen.  Tijdens de toets mag je op geen enkele wijze communiceren met andere studenten.  Toiletbezoek is niet toegestaan.  De Onderwijs- en examenregeling HBO-Rechten (inclusief bepalingen over fraude), het Toetsafnameprotocol voor studenten en de op deze regelingen gebaseerde richtlijnen van de Examencommissie HBO-Rechten zijn van toepassing.  Het einde van de toets wordt aangegeven door “Einde Toets”.

Heel veel succes!

Pagina 1 van 10

Begin van de toets

Week 1: De Nederlandse staat en zijn bewoners

  1. Bonusvraag Wat zijn de kenmerken van een staat? a. Grondgebied, hoogste gezag, gemeenschap. b. Grondgebied, democratie, gemeenschap. c. Trias politica, hoogste gezag, gemeenschap.

  2. Bonusvraag Nederland vaart op het gebied van de legalisering van de prostitutie binnen Europa een eigen koers. Dit is mogelijk omdat Nederland een: a. gedecentraliseerde eenheidsstaat is. b. soevereine staat is. c. lidstaat van de Europese Unie is.

  3. Bonusvraag Een verblijfsvergunning asiel kan in Nederland worden verleend als de aanvrager: a. over een machtiging voorlopig verblijf beschikt. b. over een geldig paspoort beschikt. c. aantoont dat sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard.

  4. Bonusvraag Ten aanzien van uitzetting en uitlevering geldt in Nederland dat Nederlanders: a. nooit uitgezet en uitgeleverd kunnen worden b. onder bepaalde voorwaarden uitgezet kunnen worden, maar niet kunnen worden uitgeleverd. c. onder bepaalde voorwaarden uitgeleverd kunnen worden, maar niet kunnen worden uitgezet.

  5. Bonusvraag In Nederland geldt een identificatieplicht. Welk van de onderstaande bewering met betrekking tot de identificatieplicht is juist? De identificatieplicht geldt: a. uitsluitend voor Nederlanders. b. uitsluitend voor niet-Nederlanders. c. voor Nederlanders en niet-Nederlanders**.**

  6. Bonusvraag Nederlanders in het buitenland genieten diplomatieke bescherming. Dit houdt in dat: a. Nederlanders niet aan het buitenland worden uitgeleverd. b. vertegenwoordigers van Nederland zich voor landgenoten in het buitenland zullen inzetten, als daar aanleiding toe is. c. Nederlanders die in het buitenland zijn veroordeeld altijd hun straf in Nederland mogen uitzitten.

  7. Wat is de staatsrechtelijke status van Bonaire binnen het Koninkrijk der Nederlanden? Bonaire is een: a. zelfstandige staat binnen het Koninkrijk der Nederlanden. b. openbaar lichaam binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Pagina 2 van 10

15) Wat is anno 2019 een van de rollen van de Koning in het Koninkrijk der Nederlanden? De Koning: a. benoemt de ministers en staatssecretarissen. b. bestuurt het land. c. dient wetsvoorstellen in.

16) Wie kiest de Commissaris van de Koning? a. De Eerste Kamer. b. De Tweede Kamer. c. De regering.

17) Het legaliteitsbeginsel houdt in dat de: a. overheid slechts mag optreden op grond van algemene regels die democratisch tot stand zijn gekomen. b. macht van de overheid gespreid is over verschillende organen of personen. c. rechter de burgers bescherming biedt tegen willekeurig overheidsoptreden.

Week 3: Wet- en regelgeving en decentralisatie

18) Welke bewering over een initiatiefwetsvoorstel is juist? Een initiatiefwetsvoorstel wordt: a. vastgesteld door de ministerraad. b. ingediend door één of meer Tweede Kamerleden. c. vastgesteld door de Raad van State.

19) Een ministeriele verordening gaat boven een: a. algemene maatregel van bestuur. b. EU-verordening. c. gemeentelijke verordening.

20) In de term ‘wet in formele zin’ heeft het woord ‘formeel’ betrekking op de: a. manier waarop de wet tot stand is gekomen. b. manier waarop de wet gepubliceerd moet worden. c. inhoud van het besluit.

21) Het doel van decentralisatie is het: a. overdragen van macht van de gemeentes naar de centrale overheid. b. beter kunnen inspelen op de speciale behoeften van een gebied, of beroepssector. c. vergroten van de democratische controle op de overheid.

22) Wat behoort tot de taken van de burgemeester van een Nederlandse gemeente? a. Het ontslaan en aannemen van wethouders. b. Het vertegenwoordigen van de gemeente in en buiten rechte. c. Het indienen van voorstellen over nieuwe gemeentelijke verordeningen.

23) Wie mag het grondrecht zoals dat is neergelegd in artikel 8 Grondwet, beperken? a. Alleen de formele wetgever. b. Alleen de regering. c. Eenieder aan wie deze bevoegdheid gedelegeerd is.

24) Welk van de onderstaande beweringen is juist? a. over een initiatiefwetsvoorstel brengt de Raad van State een advies uit. b. een initiatiefwetsvoorstel moet worden goedgekeurd door de regering. c. een minister verdedigt zijn of haar initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer.

Pagina 4 van 10

25) Wat is het burgerinitiatief? a. een wetsvoorstel van burgers, ingediend bij de Tweede Kamer. b. een voorstel van burgers aan de Tweede Kamer om regelgeving tot stand te brengen. c. een voorstel van burgers aan de regering om regelgeving tot stand te brengen.

26) Bij een wijziging van de Grondwet vindt bij de tweede lezing de stemming plaats in de volgende samenstelling: a. Nieuwe Eerste Kamer, oude Tweede Kamer. b. Nieuwe Tweede Kamer, oude Eerste Kamer. c. Nieuwe Eerste Kamer, nieuwe Tweede Kamer.

Week 4: Grondrechten in Nederland

27) Welk van de onderstaande stellingen over grondrechten is juist? Grondrechten zijn rechten die altijd: a. onvervreemdbaar zijn. b. waarborgnormen bevatten. c. bestaan uit vrijheidsrechten.

28) Artikel 14 van de Grondwet vermeldt dat onteigening alleen kan geschieden “tegen vooraf verzekerde schadeloosstelling”. Wat voor soort beperkingsvoorwaarde is dit? a. een doelvoorschrift. b. een wetvoorschrift. c. een procedurevoorschrift.

29) In welk van onderstaande citaten uit hoofdstuk 1 van de Grondwet is een sociaal grondrecht vastgelegd? a. Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar. b. Het onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering. c. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

30) Een Turkse werkneemster met een arbeidsovereenkomst bij De Venhorst wil graag het islamitische Suikerfeest bijwonen en vraagt ruim voor de geplande datum verlof aan haar werkgever. Deze weigert dat omdat dit feest geen Nederlandse feestdag is. De rechter oordeelt dat de aanwezigheid van de werkneemster die tijdig vrij vraagt alleen kan worden verlangd als de gang van zaken in het bedrijf belemmerd zou worden door haar afwezigheid. Dit moet per geval worden beoordeeld. Deze casus gaat volgens de uitspraak van de rechter over de: a. verticale werking van het recht op vrijheid van godsdienst. b. toepassing van grondrechten in horizontale verhoudingen. c. verticale of horizontale werking van grondrechten, afhankelijk van het geval.

31) Op welk van onderstaand grondrecht kunnen ook bijvoorbeeld vreemdelingen die legaal in Nederland verblijven met succes een beroep bij de rechter doen? a. artikel 1 Grondwet. b. artikel 2 Grondwet. c. artikel 3 Grondwet.

Pagina 5 van 10

  1. Peacekeepingmissie en peace-einforcementmissie zijn daden van de: a. NAVO om (beperkt) geweld te gebruiken om het grondgebied van een staat te beschermen. b. Veiligheidsraad om (beperkt) geweld te gebruiken tegen een staat die een bedreiging voor de internationale rechtsorde vormt. c. Raad van Europa om (beperkt) geweld te gebruiken om het grondgebied van de Europese gemeenschap te beschermen.

  2. Indien lidstaten soevereiniteit hebben overgedragen aan een internationale organisatie waar zij lid van zijn, dan is deze internationale organisatie: a. zowel een intergouvernementele als een supranationale organisatie. b. alleen een supranationale organisatie. c. alleen een intergouvernementele organisatie.

  3. Verdragsbepalingen hebben directe werking in Nederland als deze: a. door de Tweede Kamer zijn goedgekeurd. b. zich naar hun inhoud een ieder kunnen verbinden. c. via wetgeving in Nederlands recht zijn omgezet.

  4. Wie is de belangrijkste partij bij het tot stand komen van een verdrag? a. De regering. b. De Tweede Kamer. c. De Staten Generaal.

  5. Welke fase in de totstandkoming van een verdrag volgt direct na de ondertekening door regeringen? a. Publicatie in het Tractatenblad. b. De goedkeuring door de nationale parlementen. c. De bekrachtiging door de Koning.

  6. De vrouw van de Nederlandse ambassadeur in Indonesië heeft een ongeluk veroorzaakt met dodelijke afloop. Een vrouw en een kind zijn door haar onvoorzichtig auto rijden om het leven gekomen. Welk van de onderstaande alternatieven is juist? De vrouw: a. gaat strafrechtelijk gezien, vrijuit. b. begaat een strafbaar feit naar Nederlands recht en kan in Nederland worden vervolgd door de Nederlandse autoriteiten. c. begaat een strafbaar feit naar Indonesisch recht en kan dan ook worden aangehouden en vervolgd door de Indonesische autoriteiten.

Week 6: Week 6 Nederland en het recht van internationale organisaties.

Internationale collectieve rechtshandhaving en geschillenbeslechting

  1. Wanneer staat het internationaal recht toe dat er op internationaal niveau geweld wordt gebruikt door een land jegens een ander land? Als er toestemming is van de: a. Veiligheidsraad. b. NAVO. c. Internationale strafrechter.

Pagina 7 van 10

  1. Wat is een fundamenteel document geweest bij de oprichting van de Verenigde Naties? a. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. b. Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens. c. Statuut van Rome.

  2. Wat is de belangrijkste taak van de Europese Centrale Bank? a. Het controleren van de begroting van de lidstaten van de Europese Unie. b. Het handhaven van de prijsstabiliteit van de landen van de Europese Unie. c. Het handhaven van de prijsstabiliteit in de landen die de Euro als munt hebben.

  3. Welk van de onderstaande internationale organisaties is volledig intergouvernementeel? a. Raad van Europa. b. Verenigde Naties. c. Europese Unie.

  4. Wat is een orgaan van de Verenigde Naties? a. De Algemene Vergadering. b. Het Internationaal Strafhof. c. De Raad van Ministers.

  5. Welke van onderstaande rechtsbronnen horen bij de Raad van Europa? a. Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en het Europees Sociaal Handvest. b. Europees Sociaal Handvest en het EU-verdrag. c. EU-verdrag en het EU-werkingsverdrag.

  6. In de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties geldt bij de vorming van besluiten een vetorecht. Wat is een vetorecht in dit verband? Dat: a. alle lidstaten het eens moeten zijn met een voorgenomen besluit. b. twee derde van alle lidstaten het met een voorgenomen besluit eens moeten zijn. c. de vijf lidstaten met een permanente zetel het met een voorgenomen besluit eens moeten zijn.

  7. Wat zijn voorbeelden van economische sancties die de Veiligheidsraad tegen een staat kan inroepen? a. Handelsboycot en het afbreken van diplomatieke betrekkingen. b. Afbreken van economische betrekkingen en boetemaatregelen. c. Boetemaatregelen en het afbreken van diplomatieke betrekkingen.

Week 7: Verdieping internationaal recht

  1. De 51-jarige verdachte Lubanga is door een Internationaal Hof veroordeeld voor het ronselen en inzetten van kindsoldaten. Dit was volgens de rechters een oorlogsmisdaad. Om welke internationale gerechtelijke instantie gaat het hier? a. Internationaal Strafhof. b. Internationaal Gerechtshof. c. Internationaal Hof van Justitie.

Pagina 8 van 10

  1. In de Europese Unie gelden er drie belangrijke beginselen. Een van deze drie beginselen houdt in dat de Europese Unie in zijn optreden ten opzichte van de lidstaten niet verder mag gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Europese verdragen te verwezenlijken. Hoe wordt dit beginsel ook wel genoemd? a. Het beginsel van bevoegdheidstoedeling. b. Het subsidiariteitsbeginsel. c. Het evenredigheidsbeginsel.

Einde toets Antwoorden

1 A 11 A 21 B 31 A 41 B 51 C

2 B 12 A 22 B 32 C 42 A 52 A

3 C 13 A 23 A 33 B 43 A 53 A

4 C 14 B 24 A 34 C 44 A 54 A

5 C 15 A 25 B 35 A 45 A 55 C

6 B 16 C 26 B 36 C 46 B 56 C

7 B 17 A 27 A 37 B 47 C 57 A

8 B 18 B 28 C 38 B 48 A 58 A

9 B 19 C 29 B 39 B 49 A 59 B

10 A 20 A 30 B 40 B 50 A 60 C

Pagina 10 van 10

Was dit document nuttig?

Proeftoets Staatsrecht met antwoorden voor Brightspace

Vak: Staatsrecht (1100STAA14)

465 Documenten
Studenten deelden 465 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
Naam opleiding HBO-Rechten
Naam toets Staatsrecht
Doelgroep Jaar 1
Versie A
Studiejaar 2019-2020
Datum N.v.t.
Tijd 3 klokuren
Aantal vragen 60
Aantal pagina’s 10
Bijlagen geen
Bekendmaking cijfers N.v.t.
orbeelden van instructies. Verwijder de instructies die NIET van toepassing zijn! Als je zelf instructies toevoegt,
geldt als richtlijn: kort, krachtig en duidelijk.
MEERKEUZETOETS
Dit is een geslotenboektoets.
Deze toets bestaat uit 60 meerkeuzevragen. In beginsel heb je bij minimaal 42 juiste antwoorden een voldoende. Je kunt
hier geen rechten aan ontlenen; na toets en itemanalyse kunnen de normering en cesuur worden bijgesteld. Studenten die
voldoen aan de compensatieregeling, hoeven vraag 1 t/m 6 niet te maken. Deze vragen zijn aangegeven met ‘bonusvraag.
Voor de beantwoording van deze vragen kleur je het vakje op het antwoordformulier in bij de letter van het beste
antwoord met een blauwe of zwarte pen.
Geen potlood of rode pen gebruiken.
Bij de toets mag je alleen gebruikmaken van Wettenbundels SDU Verzameling Nederlandse Wetgeving (VNW) of Kluwer
Collegebundel. Het is niet toegestaan wettenbundels uit te lenen aan medestudenten.
VOOR ALLE TOETSEN GELDT
Schrijf bovenaan ieder antwoordblad: voornaam en achternaam, studentnummer, nummer
en letter van de groep en bij meerkeuzetoetsen de versie (A/B).
Na het verstrijken van de toetstijd mag je niet meer schrijven. Dus ook niet om je eigen
gegevens (naam, studentennummer, groep) bovenaan het antwoordvel te schrijven.
Vermeld onduidelijkheid over een opgave op het antwoordvel.
Leg tijdens de toets je legitimatiebewijs zichtbaar op tafel.
Je tas is dicht en ligt onder je tafel.
Mobiele telefoons en horloges moeten worden uitgeschakeld en opgeborgen.
Tijdens de toets mag je op geen enkele wijze communiceren met andere studenten.
Toiletbezoek is niet toegestaan.
De Onderwijs- en examenregeling HBO-Rechten (inclusief bepalingen over fraude),
het Toetsafnameprotocol voor studenten en de op deze regelingen gebaseerde richtlijnen van de
Examencommissie HBO-Rechten zijn van toepassing.
Het einde van de toets wordt aangegeven door “Einde Toets”.
Heel veel succes!
Pagina 1 van 10
Staatsrecht HBO-Rechten Studenten