Meteen naar document

Samenvatting Marktonderzoek en SPSS: compleet

Vak

Marktonderzoek en ICT (1000MAI_13)

5 Documenten
Studenten deelden 5 documenten in dit vak
Studiejaar: 2012/2013
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Hogeschool van Amsterdam

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

HFST 1 Marketing en Marktonderzoek

Massaproductie heeft in de begintijd twee belangrijke kenmerken gehad: - De producten uit hetzelfde productieproces waren op alle kenmerken eenvormig ( een type, een kleur, een vorm) - Door de zeer goedkope productiewijze werden de aanbodprijzen laag en konden nieuwe kopers groepen de zo geproduceerde artikelen kopen

*Dit was in de tijd van ranja en ford. In deze fase is het bedrijf alleen geïnteresseerd in de productietechniek en de volmaking ervan.

Hoewel in de meest gevallen de markten worden begrensd door de nationale, en soms regionale grenzen, is er ook een groeiende tak van internationaal marktonderzoek. 2 soorten: 1. Marktonderzoek door multinationals met een internationale merkenpolitiek, waarbij ook de marketingorganisatie veelal een internationaal karakter heeft. 2. Marktonderzoek door ondernemingen op zoek naar winstgevende exportmarkten. Onderzoek moet dan de selectie uit een aantal mogelijke landen ondersteunen en de juiste entreestrategie helpen bepalen.

Marktonderzoek is het systematisch verzamelen en analyseren van gegevens die van belang zijn voor het vaststellen en oplossen van marketingproblemen. Het marktonderzoek betreft onderzoek naar de structuur en de ontwikkelingen van de markt. Het is gericht op die eigenschappen van de markt die een betrekkelijk blijvend karakter hebben, ofwel op de marktstructuur.

Marketingonderzoek is veelal specifiek gericht op de marketing instrumenten en hun beinvloedend effect op het afnemersgedrag. (Bijv. Smaaktesten, reclameonderzoek, prijsbelevingsonderzoek).

Functies Marktonderzoek: - Informatiefunctie: Zorgen dat de verantwoordelijke marketingmanager zo goed mogelijk op de hoogte is van alle relevante gegevens over zijn markt - Creatieve functie: door analyse en toepassing van specifieke technieken meehelpen aan het genereren van nieuwe en vernieuwende ideeën. - Bewakingsfunctie: controleren of de doelstellingen van de onderneming in de markt worden gerealiseerd.

Soorten onderzoek: - Verkennend of exploratief onderzoek: waarbij de onderzoeker als een ontdekkingsreiziger het terrein gaat verkennen. Wat speelt hier zoal een rol? Hoe grijpen de relaties elkaar? Wat motiveert mensen?. Meestal wordt dit verricht in kleinschalig en kwalitatief onderzoek. - Beschrijvend of descriptief onderzoek: In kaart brengen van het terrein: bepalen van de markt, ken schetsen van gebruikersgroepen, schatten van marktaandeel enz. Meestal kwantitatieve onderzoek, waarbij uitspraken worden gedaan aan de hand van een steekproef - Verklarend onderzoek: Waarin de onderzoeker de causale relaties in de markt onderzoekt, dus verschijnselen verklaart uit de werking van div. invloeden en factoren. Meestal een experiment.

Schematische samenhang van de kenmerken der onderzoeksvormen Verkennend Beschrijvend Verklarend Vorm Kwalitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek

Experimentele testopzet Omvang Kleinschalig Grote steekproef( >200)

Kleine steekproef(60 a 200) Probleem Vooronderzoek Communicatie

Marktstudie Distributieonderzoek

Productonderzoek Verpakkingsonderzoek Prijsonderzoek

Indeling naar soort product en soort afnemers:

Elke markt heeft haar eigen kenmerken en problemen, zo ook het marktonder zoek daarvan. Daarom onderscheiden we:

  • Consumptiegoederen voor dagelijks gebruik ( fast moving consumer goods), zoals voedings- en genotmiddelen, was- en reinigingsmiddelen, cosmetica en drogisterij artikelen.
  • Duurzame gebruiksartikelen (durables), zoals wasmachines, radio en tv, apparaten, meubelen, vloerbekleding
  • Agrarische producten
  • Geneesmiddelen die worden geleverd via dokter en apotheek.
  • Allerlei vormen van dienstverlening, financiering, transport, toerisme, energie en overheidsdiensten.
  • Grondstoffen en halffabrikaten

Door de verschillen tussen de producten ontstaan gespecialiseerde marktonderzoekbureaus. *)Consumentenonderzoek: Hierbij zal men men gebruik maken van enquetes, steekproefonderzoeken en statistische analyses. *)Industrieel marktonderzoek: Hierbij zal men meer gebruik maken van desk reseach en interviews bij experts(autoriteitenonderzoek)

Marketing Intelligence: Het verzamelen van gegevens uit de marketingomgeving. Vanuit diverse bronnen zoals personeel, deskundigen, vakbladen en onderzoeksbureaus, valt informatie te verkrijgen over de marktomvang, concurrentie, trends, actiegroepen, conjuctuur en import/exportgegevens.

Marketingmodel: Een meestal in wiskundige termen vastgelegde, opvatting over de wijze waarop bepaalde processen in de markt verlopen. Kan gebruikt worden om de gevolgen van bepaalde voorgenomen marketingacties te voorspellen.. Kan gebruikt worden om de gevolgen van bepaalde voorgenomen marketingacties te voorspellen.

HFST 2 Het Marktonderzoeksproces

2 De stadia in het onderzoeksproces

Het onderzoeksproces Formulering probleemstelling

Vaststelling Informatiebehoefte

Vaststelling gegevensbronnen

Verrichten van desk research

Is het nodig én mogelijk om additionele (primaire) gegevens te verzamelen?

Nee Ja

Formulering onderzoeksopzet Vaststelling marktonderzoek- groep(en)

Vaststelling steekproef

Vaststelling methode(n) van onderzoek

Vaststelling analysemethode(n) en meetniveau(s)

Gegevensverzameling

Gegevensverwerking

Analyse

Interpretatie, conclusies, aanbevelingen

Rapportage/publicatie

2 De probleemstelling

Het verzamelen van gegevens is geen doel op zich. Het is daarom goed om bij het formuleren van de probleemstelling de doelstelling van het onderzoek als uitgangspunt te nemen. Vragen die je daarbij kunt stellen: - Waarom is het onderzoek van belang? - Welk probleem vraagt om een oplossing? - T. welke beleidsbeslissingen doet men onderzoek? - Voor wie zijn de uitkomsten van het onderzoek van belang? *) deze vragen kun je weer opsplitsen in subvragen

De bureauselectie

Er zijn twee vormen van samenwerkingsrelatie bij bureauselectie:

  1. De opdrachtgever selecteert één bureau en aan dit bureau besteedt men het merendeel van het onderzoek uit dat men zelf niet kan of wil doen.
  2. De opdrachtgever kan iedere keer een bureau selecteren afhankelijk van de specifieke onderzoeksproblematiek en de daarvoor benodigde kennis.

Stappen in het bureauselectie keuzeproces: 1 overzicht verkrijgen van het aanbod 2 het grote aanbod een short list van bureaus op te stellen, die de benodigde technieken en knowhow in huis hebben. Er zijn verschillende methoden om aan de informatie te komen:

  • Men kan collega’s in andere bedrijven vragen naar hun ervaringen.
  • Als men de bureaus belt voor informatie zullen zij vaak een referentielijst doen toekomen. 3 bureaus te informeren over de marketingproblemen en onderzoekswensen.
  1. Selectiefase: enkele bureaus vragen een voorstel tot onderzoek uit te werken en een uitgebreide offerte te maken.

De briefing

Een briefing of informatieoverdracht kan het beste schriftelijk gebeuren, om interpretatie- en communicatieproblemen te voorkomen. Gegevens die het externe bureau zou moeten kennen en dus onderdeel uitmaken van de briefing zijn: - Gegevens over het bedrijf, product en markt. Men beschrijft t. het onderzoeksbureau gegevens van het eigen bedrijf (organisatie, grootte, mogelijkheden, bedrijfsfilosofie e), het product ( de voortbrenging, eigenschappen e.), en de markt (marktbeschrijving; vragen over het marktaandeel, penetratiegraad van het product, doelgroepen, distributiekanalen, directe concurrerende producten). - Gegevens nodig voor de opzet van het onderzoek. Het bureau moet vooral het doel van het onderzoek begrijpen en daarmee dus het marketingprobleem waarvoor de gegevens worden gebruikt. - Gegevens die de uitvoering van het onderzoek betreffen. Hier komen de vragen aan de orde: o Moet de opdrachtgever geheim blijven? o Moeten de resultaten vergeleken worden met voorgaande onderzoeken? o Wat is de tijdsplanning? o Moet het bureau ook advies uitbrengen omtrent de uitkomsten?

Uitvoering van het onderzoek

Na afronding van het onderzoek wordt gerapporteerd, dit verslag moet ten minste 2 elementen bevatten:

  1. de uitkomsten van het onderzoek, de conclusies die getrokken zouden kunnen worden op basis van de onderzoeksuitkomsten en eventuele aanbevelingen.
  2. de onderzoeksverantwoording: een aantal gegevens die de opdrachtgever instaat moet stellen te beoordelen of het onderzoek volgens afspraak is uitgevoerd. *) De kwaliteitseisen waaraan onderzoek in dit opzicht moet voldoen, zijn vastgelegd in regels die zijn geformuleerd door de VMO (vereniging van marktonderzoekbureaus), bijna alle grote bureaus zijn hierbij aangesloten.

Daarenboven zijn de meeste marktonderzoeksbureaus aangesloten bij de European Society of Marketing Research (ESOMAR). Zij verplichten zich daarmee te houden aan de ‘Esomar-rules’(gedragscode).Het gaat hier om: - Gedragsregels betreffende geënquêteerden. - Gedragsregels verband houdende met het behoud van het vertrouwen van het publiek in marktonderzoek. - Gedragsregels voor de verhouding tussen opdrachtgevers en uitvoerenden. - Maatstaven voor rapportering. *) De in Nederland werkende marktonderzoekers zijn veelal aangesloten bij de Nederlandse Vereniging van Marktonderzoekers (NVM). De leden zijn tijdens hun beroep gebonden aan de NVM-codes.

De kosten van onderzoek.

Enkele elementen (of keuzen) die de kosten van een onderzoek bepalen: - Aantal onderzoeksobjecten of (bij steekproefonderzoek) steekproefomvang. - De methode van gegevensverzameling (enquête, experiment,observatie). - Vorm van enquête. (mondeling, schriftelijk,telefonisch) - Aantal en type analyses. - De vorm van de rapportage. *) Op basis van een onderzoeksvoorstel en de daarbij behorende onderzoeksopzet ontstaan de kosten van het onderzoek zoals:

  • Portikosten (bij schriftelijke enquête) en telefonische kosten.
  • Productiekosten (van enquêtelijsten en toonmateriaal).
  • Computertijd en verwerkingskosten.
  • Interviewkosten (interviewers e.)
  • Kosten van projectbegeleiding ( aantal uren dat een projectleider en anderen met de opdracht bezig zijn geweest.)
  • Bij uitbesteding komt boven op de voor gecalculeerde kostprijs nog een winstopslag. Kostenfactoren (wat mogen de maximale kosten van een onderzoek zijn): Het is niet eenduidig te bepalen hoeveel een onderzoek mag kosten. Enkele factoren die bepalen of men veel geld wil uittrekken voor marktinformatie of juist weinig geld voor dezelfde informatie zijn:
  • Risicohouding van de beslisser: Iemand die risico mijdt zal veel meer geld uitgeven aan verschillende onderzoeken om aan meer informatie te komen (grote informatiebehoefte), terwijl ook iemand al na weinig onderzoeksmateriaal beslissingen kan nemen (groter risico).

HFST 3 Desk Research

Desk research is onderzoek naar beschikbare zogenaamde secundaire gegevens die dienstig zijn aan de probleemstelling, maar reeds eerder zijn verzameld door anderen ten behoeve van hun probleemstellingen.

Bronnen van secundaire gegevens:

  1. interne bronnen (in het bedrijf beschikbare gegevens)
  2. externe bronnen (buiten het bedrijf bij allerlei organisaties en instellingen beschikbare gegevens.)

Interne bronnen van secundaire gegevens

De interne bronnen zijn het gemakkelijkst toegankelijk, diverse bronnen zijn:

  1. Eigen administratie: bijv. crediteuren en debiteuren beheer, voorraad en magazijn (pakbonnen), geld- en goederenstroom, financiële gezondheid, e.
  2. Verkoop(rapporten): bijv. verkoopverslagen van vertegenwoordigers, klachtenanalyse(inzicht geven in hoeverre de marketingmix en organisatie zijn afgestemd op de markt.), lost-order-analysis (opsomming van redenen die de verkopers opgaven voor het niet doorgaan van een order waarvoor wel een offerte was uitgebracht of informatie werd verstrekt).
  3. Marketing Informatie Systeem (MIS): veel materiaal over de markt en afnemers beschikbaar.

Externe bronnen van secundaire gegevens

  • C. (Centraal Bureau voor de Statistiek): is een overheidsinstelling die ressorteert onder het ministerie van Economische Zaken, zonder winstoogmerk wordt informatie verstrekt over vrijwel alle sociaal-economische en maatschappelijke verschijnselen: geboorte, sterfte, leefomstandigheden, inflatie, in- en uitvoer, werkgelegenheid, en economische groei. De informatie is vaak afkomstig uit steekproefonderzoek.

  • Centraal Planbureau: geeft via de macro-economische verkenningen (worden samen gepubliceerd met de Miljoenennota) en de halfjaarlijkse prognose van de economische toestand een beeld van de toekomstige ontwikkeling in productie en consumptie.

  • E. (Economische Voorlichtingsdienst): onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, heeft als overheidsdienst toegang tot vele unieke bronnen en informatiekanalen, zoals de economische afdelingen van ruim 100 ambassades en consulaten. T. exportmarktonderzoek levert de EVD over bijna alle buitenlandse markten informatie over:

  • Economische, politieke, sectorale en handelsontwikkelingen.

  • Handelsgebruiken

  • Investeringsklimaat

  • Overheidsmaatregelen (douanetarieven, producteisen, wetgevingen, betalingregelingen.)

  • Kansen op overheidsmarkten (bijv. meerjarenplannen van landen en informatie over concrete projecten en aanbestedingen).

  • KvK (Kamer van Koophandel): gaat verder dan de inschrijving in het Handelsregister. Ze verstrekt ook informatie over bijv. export, import, vergunningen en overheidssubsidies. De vereniging van KvK en Fabrieken in Nederland (VVK) beheert in hun NV Databank een landelijke databank met gegevens over bedrijven, verenigingen en stichtingen.

  • C. (Centraal Registratie Kantoor): is een gemeenschappelijke afdeling van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Hoofdbedrijfschap Ambachten. Het registreert de betreffende ondernemingen en verricht per branche gedetailleerde tellingen van het aantal ondernemingen, vestigingen en filialen.

  • C.I. (Centraal Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf: adviseert onder meer gemeenten over planologische vraagstukken en ondernemers op het gebied van bedrijfsbeheer.

  • CEBUCO (Centraal Bureau voor Courantenpubliciteit): publiceert het marktanalytisch vademecum met gegevens over 50 economische verzorgingsgebieden. Dit gebied komt overeen met veel uitgevers en verspreidingsorganisaties. Verder gegevens over dagbladtarieven, bereik enz.

  • Productschappen, bedrijfsschappen, bedrijfsverenigingen en brancheorganisaties: voorbeelden hiervan zijn: RAI, ANWB, en het NBT (Nationaal Bureau voor de Toerisme).

  • Marktonderzoekbureaus: bezitten veel informatie over (gespecialiseerde) branches, er zal echter wel met voorzichtigheid gegevens worden verstrekt omdat ze meestal vertrouwd zijn.

  • Vakbladen: In diverse vakbladen staat veel informatie over branches, bijv: adformatie, distrifood,enz.

  • Adresboeken: bijv: Pyttersen’ Almanak, die jaarlijks reeksen van bruikbare adressen publiceert van ambtelijke instanties, productschappen, bedrijfschappen enz. Specifieke registers met bedrijfsgegevens zijn ABC voor Industrie, en WIE LEVERT Producten en Diensten.

Problemen bij het bewerken van secundaire gegevens:

  1. Als men gegevens uit verschillende bronnen haalt, kan er verschil tussen gehanteerde begrippen of definities ontstaan.
  2. Gegevens in te aggregeerde vorm (c hanteert gegevens over producten die staan onder een verzamelpost bijv: motor- en fietsenbranche), men moet dan apart een uitsplitsing vragen.
  3. Cijferreeks fouten, bijv: niet recente gegevens, gegevens verkregen door extrapolatie, gegevens die per tijd (maand, week, kwartaal,jaar) worden verstrekt.

Indexcijfer voor jaar X = 100 x Gegeven voor jaar X Gegeven voor basisjaar

Indexcijfer aangepaste reek A = 100 x Oorspronkelijk indexcijfer A Indexcijfer A voor basisjaar B

§ Diepte-interview : de interviewer moet ervoor zorgen dat allerlei facetten van het probleem de revue passeren (daarvoor dient het gespreksschema) en opmerkingen en motieven voldoende worden uitgediept. § Half gesloten of semi-gestructureerd interview: Indien in een interview naast een gespreksschema ook een aantal specifiek geformuleerde vragen is opgenomen. *) Derde persoontechniek: Vraagtechniek waarbij men langs indirecte weg de mening of de motieven van de ondervraagde tracht te achterhalen. De vraag luidt dan niet ‘Bent u bang voor de tandarts?’ maar ‘Denkt u dat er veel mensen bang zijn voor de tandarts?’ *) woordassociatietest of sentence-completiontest: Men geeft om de zoveel seconden een woord of een begin van een zin en laat de ondervraagde spontaan reageren.(bijv: op plaatjes, strips of foto’s)

3-methode: is een techniek waarbij de ondervrager het gesprek met zijn respondenten voert in een aantal ronden. In elke ronde heeft hij met iedere respondent een individueel gesprek. -De interviewer confronteert daarbij zijn gesprekspartner met informatie die hij bij zijn vorige gesprekspartners opdeed. Zodoende komt de interviewer na verloop van een aantal gesprekken terug bij zijn eerste respondent. Die respondent –geconfronteerd met meningen van andere respondenten, die de meningen toelichten met een hoeveelheid achtergrond informatie – kan dan zo nodig zijn mening bijstellen en motiveringen van anderen van kanttekeningen voorzien.

  1. Observaties: kwalitatief onderzoek waar niet alleen de woorden van belang zijn maar ook de wijze waarop ze worden uitgesproken en de eventuele lichaamstaal.

Rapportage van kwalitatief onderzoek Een kwalitatief onderzoeksrapport bevat in het algemeen de volgende elementen: § Inleiding ( opdrachtformulering, doelstelling, methode en procedure, en samenstelling van de groep ondervraagde personen.) § Uitkomsten( per vraagpunt welke opmerkingen er zijn gemaakt en per respondent zijn/haar reactiepatroon.) § Samenvatting en conclusies. § Bijlagen.

HFST 5 De Steekproef

Steekproefonderzoek: is het verwerven van informatie over de gehele populatie d. het onderzoeken van een deel van die populatie (de steekproef). In zeer veel gevallen zullen marktonderzoekuitkomsten gebaseerd zijn op steekproefuitkomsten, slechts in bepaalde gevallen zal de populatie zo klein zijn dat zij in het geheel in het onderzoek wordt betrokken. Dit komt het meest voor bij industrieel marktonderzoek. In het consumentenmarktonderzoek zal de onderzoek populatie echter veelal zo groot zijn dat onderzoek bij alle elementen van deze populatie te tijdrovend en kostbaar zou worden.

De representatieve steekproef Een steekproef wordt hierbij geacht een goede dwarsdoorsnede (afspiegeling) van de gehele populatie te zijn. Hoe komen we te weten dat dit het geval is? (nima) § De populatie moet homogeen zijn: de individuen van de populatie moeten gelijk zijn op een bepaald, voor onderzoek essentieel punt. (op geslacht, leeftijd, eigenschappen) § De steekproefelementen moeten aselect gekozen zijn. § De steekproef moet voldoende groot zijn.

Steekproeftrekking De aselecte steekproef: Indien elk element van de onderzoekspopulatie (bijv.: huishouden, persoon of bedrijf) eenzelfde kans heeft in de steekproef te worden opgenomen. Je moet dan wel beschikken ober een lijst met adressen van de gehele onderzoekpopulatie.

Ø De systematische steekproef: is een methode, waarbij het gehele adressenbestand op een systematische wijze wordt doorlopen. Het eerste element word a-select getrokken en daarna neemt men steeds het k-de element; Waarbij  k = N/n

Bijv: steekproefgrootte van 300 uit een bestand van 15000 adressen. 1 op de 50 moet dus getrokken worden. Men neemt een getal onder de 50 bijv. 11, dan zou vervolgens het 61e,111e,161e enz. in de steekproef worden opgenomen.

Ø De getrapte steekproef: men komt via een aantal, na elkaar te verrichten, afzonderlijke steekproeftrekkingen tot de uiteindelijke steekproef.( ook meerstadiatrekking) Bijv: voor een steekproef onder huishoudens zou de trekking uit 3 stadia kunnen bestaan;

  1. een gemeente trekken uit alle Nederlandse gemeenten. 2) per gemeente worden enkele straten getrokken. 3) per straat worden enkele huisnummers getrokken. Bij deze methode is het niet nodig om een adressen bestand te hebben van de gehele populatie.

Ø De gestratificeerde steekproef: wordt de gehele onderzoekspopulatie eerst in een aantal deelpopulaties (strata) verdeeld. Uit elke van deze strata wordt vervolgens een afzonderlijke steekproef getrokken. Bijv: eerst gemeenten opdelen naar grootte in een frequentietabel, daar van iedere klasse een steekproef trekken.

Ø Quota-steekproef: is een niet-aselecte steekproef waarbij de populatie op basis van de belangrijk geachte variabelen wordt opgedeeld in een aantal strata, waarna uit ieder stratum gericht een bepaald quotum elementen geselecteerd worden door de enquêteur. (niet representatief en betrouwbaar). Bijv.: enquêteur moet in een bepaalde wijk 25 enquêtes afnemen verdeeld over 3 quota: 5 bij alleenstaanden, 10 bij huishouden van 2 personen zonder kinderen, en 10 huishoudens met 1 of meer kinderen.

Bij procentuele uitkomsten. Als we een uitspraak over de populatie willen doen in de vorm van een percentage, kan de nauwkeurigheidsmarge worden berekend met behulp van de formule:

σ P = Het gevonden percentage q = (100-p) n = de werkelijke steekproefgrootte. Z = een constante die samenhangt met de gewenste betrouwbaarheid van de uitspraken die men doet over de populatie.

  • Voor 99 % betrouwbaarheid invullen Z = 3
  • Voor 95 % betrouwbaarheid invullen Z = 2
  • Voor 95 % betrouwbaarheid invullen Z = 1.
  • Voor 90 % betrouwbaarheid invullen Z = 1.
  • Voor 68% betrouwbaarheid invullen Z = 1

De nauwkeurigheidsmarge is afhankelijk van de volgende factoren: § De gewenste betrouwbaarheid: Er is een negatief verband tussen de betrouwbaarheid en de mate van nauwkeurigheid: als een hoge mate van betrouwbaarheid van de uitspraken gewenst is, zullen de nauwkeurigheidsmarges ruimer uitvallen en zijn de uitspraken dus minder nauwkeurig. § De steekproefuitkomst: Hoe dichter deze steekproefuitkomst ligt in de buurt van de 50% des te groter de nauwkeurigheidsmarge. § De steekproefomvang: Hoe groter de steekproef des te kleiner de nauwkeurigheidsmarge, dus des te nauwkeuriger de uitspraak over de populatie. Bij continue variabelen: Indien bij de steekproefelementen continue variabelen (bijv. inkomen, lengte, gewicht, verkopen,voorraad) worden gemeten wordt het steekproefgemiddelde (M) bepaald volgens: M=Wi n waarin: W i = de waarnemingen bij de steekproefelementen n = de steekproefomvang

De standaarddeviatie (s) wordt bepaald volgens:

De steekproefomvang Bij de bepaling van de steekproefomvang zal steeds het volgende moeten worden bedacht:

  • De steekproef mag niet te klein worden omdat dan de uitkomsten te onnauwkeurig zijn.
  • Hoe groter de steekproef des te hoger zullen de kosten zijn.
  • Met name het uitvoerende werk neemt bij een grotere steekproef veelal meer tijd in beslag dan bij een steekproef van geringe omvang.

Verantwoording van de steekproef Bij het eindrapport dient de onderzoeker nauwkeurig vast te leggen hoe de steekproeftrekking is verlopen, de volgende punten zijn hierbij van belang:

  • Geef een zo compleet mogelijke omschrijving van de onderzoekspopulatie waaruit de steekproef werd getrokken.
  • Beschrijf de steekproef trekkingsmethoden.
  • Bespreek het non – responseprobleem
  • Geef aan wat de gevolgen zijn van de steekproefomvang voor de statische toetsing (betrouwbaarheid en nauwkeurigheid)

HFST 6 Observatie

Voordelen van de observatie: - Eenvoud der methode. - Objectieve methode van gegevensverzameling.(een vertekening door een subjectieve inbreng van een respondent, die bijv. bewust of onbewust zijn gedrag niet goed reproduceert -hetgeen bij een enquête wel kan voorkomen -,vindt bij observatie veel minder plaats.)

Observaties kunnen bij verschillende plaatsen gebruikt worden: Bij de consument: Pantrycheck Bij de pantrycheck wordt voor een aantal productgroepen bij de consument thuis geregistreerd welke merken, in welke verpakkingsvormen en in welke hoeveelheden aanwezig zijn. (m. dit ‘provisiekastonderzoek’ wordt inzicht verkregen in de mate van penetratie van een bepaald artikel).

Kijkdichtheidonderzoek M. een apparaatje achter de tv kan men zien wanneer en op welke zender het is afgesteld.(bureau Intomart observeert dit) Bij dit kijkonderzoek worden de kijkgewoonten tevens gekoppeld aan verschilende kernmerken van personen/huishoudens die bij het onderzoek zijn betrokken.

Scanning-panel: een vaste groep geselecteerde huishoudens die thuis de gekochte artikelen scant.

Was dit document nuttig?

Samenvatting Marktonderzoek en SPSS: compleet

Vak: Marktonderzoek en ICT (1000MAI_13)

5 Documenten
Studenten deelden 5 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
HFST 1 Marketing en Marktonderzoek
Massaproductie heeft in de begintijd twee belangrijke kenmerken gehad:
- De producten uit hetzelfde productieproces waren op alle kenmerken eenvormig
( een type, een kleur, een vorm)
- Door de zeer goedkope productiewijze werden de aanbodprijzen laag en konden
nieuwe kopers groepen de zo geproduceerde artikelen kopen
*Dit was in de tijd van ranja en ford. In deze fase is het bedrijf alleen geïnteresseerd in
de productietechniek en de volmaking ervan.
Hoewel in de meest gevallen de markten worden begrensd door de nationale, en soms
regionale grenzen, is er ook een groeiende tak van internationaal marktonderzoek. 2
soorten:
1. Marktonderzoek door multinationals met een internationale merkenpolitiek,
waarbij ook de marketingorganisatie veelal een internationaal karakter heeft.
2. Marktonderzoek door ondernemingen op zoek naar winstgevende
exportmarkten. Onderzoek moet dan de selectie uit een aantal mogelijke landen
ondersteunen en de juiste entreestrategie helpen bepalen.
Marktonderzoek is het systematisch verzamelen en analyseren van gegevens die van
belang zijn voor het vaststellen en oplossen van marketingproblemen. Het
marktonderzoek betreft onderzoek naar de structuur en de ontwikkelingen van de
markt. Het is gericht op die eigenschappen van de markt die een betrekkelijk blijvend
karakter hebben, ofwel op de marktstructuur.
Marketingonderzoek is veelal specifiek gericht op de marketing instrumenten en hun
beinvloedend effect op het afnemersgedrag. (Bijv. Smaaktesten, reclameonderzoek,
prijsbelevingsonderzoek).
Functies Marktonderzoek:
- Informatiefunctie:
Zorgen dat de verantwoordelijke marketingmanager zo goed mogelijk op de
hoogte is van alle relevante gegevens over zijn markt
- Creatieve functie:
door analyse en toepassing van specifieke technieken meehelpen aan het
genereren van nieuwe en vernieuwende ideee.n.
- Bewakingsfunctie:
controleren of de doelstellingen van de onderneming in de markt worden
gerealiseerd.