Meteen naar document
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studeersnel zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

Samenvatting Lokale Anesthesie in de Tandheelkunde J.A. Baart, H.S. Brand - Lokale anesthesie in de tandheelkunde Hoofdstuk 1, Pijn en prikkelgeleiding

Lokale anesthesie in de tandheelkunde <br />Hoofdstuk 1, Pijn en prikk...
Vak

Locale anesthesie (theorie) (3013BA211Z)

7 Documenten
Studenten deelden 7 documenten in dit vak
Studiejaar: 2011/2012
AuteursJ. A. BaartH. S. Brand
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Hogeschool Inholland

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.
  • Student
    ik vind dit materiaal echt nuttig, bedankt!

Gerelateerde Studylists

BITugce BI dec 2020BI toets

Preview tekst

Lokale anesthesie in de tandheelkunde Hoofdstuk 1, Pijn en prikkelgeleiding

Pijnprikkels worden veroorzaakt door vormloze sensorische zenuwuiteinden van A en C-vezels. Bij beschadeging van weesel komen er allerlei stoffen vrij zoals: Histamine, serotonine etc. Nociceptoren komen ook in gebitselementen en mondholte voor.

Nociceptoren: Een nociceptor is een zenuwuiteinde dat gespecialiseerd is in het waarnemen van prikkels die een schadelijke invloed op het organisme kunnen hebben. (Latijn: nocere = schaden). Dergelijke prikkels wekken doorgaans een gevoel van pijn op. Er bestaan verschillende soorten nociceptoren, verspreid over het lichaam zijn gespecialiseerd in waarneming van mechanische invloeden (zoals druk, scherpe voorwerpen), anderen in het waarnemen van lage of hoge temperatuur (koude: &amp;lt; 5°C, of warmte: &amp;gt; 45°C) en chemische stoffen (zoals Spaanse Peper). Transductie: De prikkel op de sensor wordt omgezet in een elektrisch signaal. Sensitisatie: Stoffen die de prikkeldrempel verlagen en de nociceptoren activeren. Polymodaal: Zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor mechanische,termische en chemische prikkels. Neurotransmitter: Chemische stof die de pijnprikkel overbrengt. Fysiologische sensoren: Dit zijn eind-orgaantjes van de sensorische zenuwen. Zoals: Lichaam van Krause, van Meisner en van Pacini. Deze reageren meestal maar op 1 specefieke prikkel en zijn dus unimodaal. Unimodaal: Vervoer waarbij slechts één vervoermodus wordt gebruikt voor het vervoer op één traject. Adaptie: Bij een langdurige of blijvende prikkel verdwijnt de reactie van de prikkel. Bij overmatige prikkeling kunnen ook deze Fysiologische sensoren pijn ervaren.

1 Transmissie van de zenuwprikkel Transport van de zeuwprikkel vindt plaats in het senorisch zenuwstelsel. Hierin zitten drie zenuwvezels: 1: Perifere zenuw, de 2de en de 3de liggen in het centrale zenuwstelsel. Tracti: Zenuwbanen. Nuclei: Zenuwkernen Ganglia: Zenuwknopen

1.2 van de perifere zenuw. Een perifere zenuw is opgebouwd uit een aantal uitlopers van een verzameling zenuwcellen, (bij eengehouden door een bindweefsel netwerk.)Alle afzonderlijke uitlopers zijn omgeven door een isolerende myelinelaag.

Myelinelaag: Een vetachtige substantie die als een beschermlaag rondom de zenuwbanen is gelegen. Een zenuw is een onderdeel van het perifeer zenuwstelsel en bestaat uit gebundelde uitlopers van zenuwcellen. Zenuwen bevatten twee typen zenuwvezels: snelle en trage vezels. Bij snelle vezels gaat dat met grote snelheid. Het mechanisme is overigens bij snelle en bij langzame vezels grotendeels gelijk, maar bij snelle vezels maakt het depolarisatiefront grotere sprongen door de aanwezigheid van een isolerende myelineschede om de vezel, die wordt gevormd door de cellen van Schwann.

In het lichaam worden nocicpetieve prikkels opgevangen in nociceptoren en dan voortgeleid via een Aa- of een C-vezel. - De Aδ vezels zijn dun en gemyeliniseerd en hebben een snelle transmissie van prikkels. Deze vezels transporteren morotische impulsen zoals het bewegen van het lichaam. Ze vervoeren ook pijnprikkels - De C-vezels zijn niet gemyeliniseerd en hebben een trage transmissie. Deze vezels transporteren prikkels opgewekt door tempr, pijn en jeuk. Dendrieten: Voeren prikkels in de richting van het cellichaam. Axonen: Voeren prikkels van het cellichaam af. Dedze dendrieten en axonen zijn laggerekt en vormen de zenuwvezels. Sommigen worden omgeven door een myelineschede en sommige zijn naakt. Elke axon wordt omgeven door een bindweefsel. Synapsen: Aan het eind van de axonen zitten synapsen waar de prikkel op een volgende zenuwcel of op een cel van het orgaan wordt overgedragen. Endoneurium: Het bindweefsel dat om een axon zit.

Fasciculus: Zijn bundels zenuwvezels, deze worden ook weer bij elkaar gehouden door bindweefsel (epineurium)

Cellen worden omgeven door een semi-permeable membraam die alleen doorgankelijk is voor water. Er worden actief kalium-ionen naar binnen gebracht en natrium-ionen naar buiten. In het cytoplasma bevinden zich veel negatief geladen eiwitten waardoor de cel tenopzichten van de omgeving negatief geladen is. Positief geladen ionen: Natrium, kalium en calcium Negatief geladen ionen: Chloride – ionen

Ionenkanalen: Zijn heel belangrijk bij het ontstaan, de voortgeleiding en de overdracht van zenuwimpulsen. Depolarisatie: Vermindering van de elektrische lading in een zenuwcel Repolarisatie: Herstel van de membraanpotentiaal. Neuromodulatie: Op plaatsen waar schakeling van zenuwimpulsen plaatsvindne kan de prikkel versterkt of gedempt worden.

  • De nn. Nasales voorzien het slijmvlies achter in de neus van een zenuwnetwerk.
  • De n. nasopalatinus voorziet het slijmvlies van het voorste deel van het palatum en de palatinale gingiva van de bovenincisieven.
  • De n. infraorbitalis geeft twee takken af 1: de n. alveolaris superior medius geeft prikkels aan de premolaren in de b. en bijbehorende vestibulaire gingiva. 2: de n. alveolaris superior anterior geeft prikkels aan de cuspidaten en incisieve van de bovenkaak en bijbehorende vestibulaire gingiva. De zenuwen lopen meestal tussen de mucosa en de buitenwand van de sinus maxilaris in.
  • De n. infraorbitalis splitst zich en bereikt een groot aantal eindtakken van de hid van het onderooglid, de zijkant van de neus en de huid van de mucosa van de bovenlip.

2.3,De n. mandibularis bevat naast senibele ook motorische vezels. De n. mandibularis geeft twee hoofdtakken af: 1: Truncus anterior (voor), 2: Truncus posterior (achter) De d. bucalis innerveert de huid en de mucosa van de wang en de vestibulaire gingiva van de processus alveolaris inferior ter hoogte van de molaren en premolaren.

De n. auriculotemporalis loopt eerst naar lateraal achter langs het collum, (hals) Hij is betrokken bij de sensible innervatie van het kaakgewricht en innerveert de huid van de slaap- en oor streek. De n. alveolaris inferior bevat bij zijn oorsprong motorisch en sensibele vezels. Aan de voorzijde van de kaak geeft de n. alveolaris inferior de n. mentalis af. Deze loopt via het foramen mentale naar de kin en innerveert de huid van de kin, de huid en mucosa van de onderlip en de vestibulaire gingiva van de processus alveolaris inferior ter hoogte van de incisieven en cuspidaat. De n. lingualis neemt direct na zijn ontspringing de chorda tympani op. Dit is een tak van de n. facialis. Met presynaptische parasympatische vezels afkomstig uit de hersenstam en de sensibele vezels voor de smaakperceptie van het voorste twee derde gedeelte van de tong. Het gedeelte uit de n. lingualis verzorgt de algemene sensibiliteit (pijn, tast, tempratuur) van het voorste twee derde deel van de tong, de mucosa van de mondbodem en de linguale gingiva van de processus alveolaris inferior. (onderkant). De speciële sensibiliteit (smaak) van het voorste gedeelte van de tong wordt verzorgd door de chorda tympani. De sensibiliteit, zowel algemeen als specieel van het achterste een derde deel van de tong wordt verzorgd door de n. glossopharygeus. De motorische innervatie van de tong wordt verzorgd door de n. hypoglossus.

Hoofdstuk 3 Farmacologie van lokaal anesthesie Actiepotentiaal: Is een kort elektrisch impuls de basis voor de informatiebegeleiding door een axon. Lokale anesthesie: De anesthesie komt tussen het actiepotentiaal en de cellulaire impulsgeleiding door een blokkade in de zenuwcel van de natriumkanalen. Hierdoor ontstaat er een plaatselijke ongevoeligheid voor pijnprikkels. Interfereren: Tussen komen in de werking, Ingrijpen, bemiddelen. Lipofiele groep: Bepaald de vetoplosbaarheid. Hydrofiele groep: Bepaald de mate van wateroplosbaarheid.

Groepsindeling 3. Het lipofiele deel van de molecuul is een aromatische verbinding dat wil zeggen (metgeurstof) deze verbinding bevat een benzeenring. Het hydrofiele deel bevat een secundaire of tertiaire amine (organische verbinding die kan worden beschouwd afgeleid te zijn van ammoniak). De hydrofiele deel zit aan een kant en het lipofiele deel zit aan de andere kant van het molecuul. Het tussengelegen stuk bestaat uit een ester of een amidegroep en een korte keten van vier tot Vijf koolstofatomen. Koolstofatomen kunnen worden toegevoegd aan elk van de drie delen van het molecuul dus de aromatische restdeel (lipofiele deel), de tussenketen en de aminogroep wat het hydrofiele deel bevat. Door deze veranderingen krijgt men lokaal- anesthesie met sterk verschillende farmacokinetisch eigenschappen. Omdat hiermee de mate van eiwitbinding, de vetoplosbaarheid en de wijze van eliminatie ( verwijderen uit het lichaam) van het lokaal anesthesie veranderen. Farmacokinetisch: Wetenschap van het verloop van het farmaca in bloed en weefsel als functie van tijd. Dit heeft als functie dat er grote verschillen kunnen optreden in intreetijd, werkingsduur en de effectiviteit van de lokale anesthesie.

Overzicht van veel gebruikte lokaal anesthesie: Effectiviteit: - Bupivacaïne 3-7 uur Meest vetoplosbaar - Lidocaïne ½ tot 2 uur - Articaïne 1- 3 uur - Mepivacaïne 2- 2 ½ uur Minst vetoplosbaar - Prilocaïne ½ tot 1 uur Lokaal anesthesie kan dus worden onderverdeel in twee groepen: 1. Amino-esters en 2. Amino- amides. Een bekend ester- anestheticum is procaïne. De amino-amide zijn pas later ontdekt een en is bv. Lidocaïne. Amides kunnen worden onderverdeel in drie groepen: - Xylidinen (lidocaïne, Mepivacaïne en Bupivacaïne) - Toluïdinen (prolocaïne)

anesthesie moet een zekere mate van wateroplosbaarheid bezitten (R 3 NH) waardoor verspreiding kan plaatsvinden. In een ontstoken weefsel is er sprake van hyperemie (vermeerdering van bloed) waardoor het anestheticum versnelt wordt afgevoerd en dus minder goed werkt. Dit geld ook voor het toedienen van aanvullende hoeveelheid anesthesie. Door het toedienen van extra anesthesie ontstaat er een zuur milieu doordat de injectievloeistof zelf een pH van 4 tot 6 heeft.

*Hoe dichter de PKa van een anestheticum ligt bij de pH van de plaats van injecteren, hoe hoger de concentratie R 3 N nodig is voor de verplaatsing van stof met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie.

  • Werkingsmechanisme van lokaal-anesthesie Lokaal anesthesie blokkeert het ontstaan van een actiepotentiaal en de geleiding er van over de celmembraan ze remmen namelijk de natriumgeleidbaarheid over de celmembraan. Geleidingsblokkade/ membraanstabilisering: bestaat uit de afname van natriumgeleiding en depolarisatie (vermindering van de elektrische lading in een cel), de drempelpotentiaal wordt niet meer bereikt waardoor er geen actiepotentiaal kan optreden.

Lokaal anesthesie bindt omkeerbaar aan zowel plasma als aan weefsel eiwitten. Ze binden als eerst aan globuline (bloedeiwit, speelt een belangrijke rol bij de afweer van het lichaam) en erytrocyten (rode bloedcellen) ze binden veel minder aan plasma-albumine (in water oplosbaar eiwit). De mate van eiwitbinding is een bepalende factor voor de werking van een lokaal anestheticum dus hoe sterker de binding is aan plasma eiwitten hoe langer de anesthesie werkzaam is. Prilocaïne bindt niet goed aan plasma eiwitten maar wel goed aan weefsel eiwitten waardoor mogelijke gifstoffen minder snel bereikt worden.

3.3 Entreetijd en werkingsduur Hoe lager de PKa is of hoe hoger de pH is op de plaats van injectie hoe korter de entreetijd is. Hoe gorter dus de vetoplosbaarheid hoe korter de entreetijd. De bepalende factor voor de duur van de ongevoeligheid hangt af van de plaats waar de injectie is toegediend gevolgd door redistributie (her)verdeling) over de weefsel. De doorbloeding is hierbij de belangrijkste factor. Daardoor heeft zowel de totale dosis, de vetoplosbaarheid en de aanwezigheid van een vasoconstrictor (agens (stof)dat vernauwing van het bloedvat veroorzaakt) invloed op de werkingsduur. De toevoeging van de vasoconstrictor aan de anesthesie is de belangrijkste factor voor verlenging van de werkingsduur van kort en middellang werkende anesthesie zoals lidocaïne en articaïne.

Prilocaïne is het lokaal anestheticum met de minste vaatverwijdende eigenschappen en het minst gebonden aan plasma eiwitten waardoor het een groot verdelingsvolume heeft ook heeft het een snelle metabolisme. Deze factoren zorgen er voor dat prilocaïne 60% minder giftig is dan alle

andere lokaal anesthetica. Er is alleen wel een nadeel bij de afbraak ervan neemt het zuurstoftransport af waar door er Methemoglobinemie kan ontstaan (Is een aandoening van het bloed meer bepaald van rode bloedcellen waardoor de getroffene te weinig zuurstof opneemt.) 3 Toevoeging aan lokaal anesthesie Behalve zoutzuur kunnen er nog meer verbindingen worden toegevoegd om de anesthesie water oplosbaar te maken zoals, vasoconstrictiva (vaatvernauwing)( vaso=bloedvat, constrictie= vernauwing) en conserveermiddelen. Zonder deze verbindingen is niet goed mogelijk te verdoven, de meeste lokaal anesthesie zijn namelijk vaatverwijdend. Uitzondering hierop zijn, mepivacaïne en prilocaïne. Vasoconstrictiva verminderd de doorbloeding waardoor de werkingsduur toeneemt, het vertraagt de absorptie waardoor de giftigheid afneemt en het bloedt minder waardoor de wond beter zichtbaar is. *Max dosering epinefrine (adrealine) voor volwassene is 200μ g. Felypressine: is en synthetische vasoconstrictor.

Nadelen van vasoconstrictiva, Door verminderde doorbloeding daalt de pH in het weefsel waardoor de evenwichtsreactie verschuift hierdoor verminderd dat de werking van de anesthesie. Ook kan verminderde doorbloeding zorgen voor een slechtere wondgenezing. Ook kan er een rebound effect ontstaan wanneer de vasoconstrictiva is uitgewerkt is er namelijk grotere kans op nabloeding. Intravasaal: In een bloedvat. Bij injectie van anesthesie in een bloedvat met epinefrine zullen de bloeddruk en hartfrequentie toenemen.

*Methyl en propylparabee zijn antimicrobiële middelen en door hun chemische structuur kunnen ze vrijwel altijd zorgen voor allergische reacties daardoor worden deze conserveermiddelen vrijwel nooit meer toegevoegd aan anesthesie.

*Bisulfiet: is een anti oxidanticum en is noodzakelijk om oxidatie (zuurstofverbinding) te voorkomen. Het verlaagt de pH van de oplossing, sommige mensen zijn hier allergisch voor.

3.4 Oppervlakte anesthesie Bij opp. Anesthesie wordt er een hoge concentratie oplossing van een lokaal anesthesie op de slijmvliezen aangebracht. Vervolgend dringt het door tot het opp. weefsel waardoor resorptie snel kan verlopen. Opp. anesthesie kenmerkt zich door korte duur van de inwerking (2min) en de anesthesie zelf (10min). Er zijn verschillende soorten: Gel, spray en zalf.

Spray Heeft als nadeel dat de vloeistof te gemakkelijk over de mucosa verspreidt en het een vieze smaak heeft. Ook kan het aanleiding geven van slijmvlies irritatie.

Gereedmaken van de carpule spuit: Stap1: Eerste wordt de carpule in de spuit gelegd dor de stamper iets terug te trekken (bij een inlegspuit) of te knikken (bij een knik spuit) Stap 2: De stamper wordt met harpoen, kurkentrekken, parapluutje of knopje in de achterzijde van het rubberen stopje gedrukt, waardoor aspiratie mogelijk wordt. Stap 3: De mantel van de naald wordt op de schroef gedraaid en op de voorzijde van de spuit geschroefd

Wanneer er bij aspiratie bloed in de anesthesie vloeistof verschijnt moet de carpule worden Vervangen om er zeker van te zijn dat er niet weer in een bloedvat wordt geprikt de volgende keer. Intraligamentaire anesthesie vereist een hoge bescherming van een metalen huis die het risico van breuk in de glazen van de carpule verkleint. Positie van het verdoven: De patiënt zit half liggend tot horizontaal in de stoel en de behandelaar zit op een 9 tot 1 positie. De inwerktijd van de verdoving duur 30-180 sec. De patiënt zal na een intravasculaire injectie met een epinefrine bevattende anesthesie een bonkend hart ervaren. In het gelaat treed blanching op. Het inspuiten dient vooral in het palatumslijmvlies zeer langzaam te gaan. Gesloten vragen naar de patiënt toe moeten worden vermeden zoals: is dit het zelfde gevoel?

Hoofdstuk 5 De gevoeligheid van de bovenkaak is afkomstig van de Nervus maxilaris. Dit is een hoofdtak van de n. trigeminus. In het kader van anesthesie in de bovenkaak zijn de volgende takken van belang:

  • nn. palatinus major en minores
  • nn. aveolaris, superiores (bovenkant) posteriores (achterkant), media en anteriores (voorzijde). -n. infraorbitalis

Voor allerdaagse tandheelkundige verrichtingen is infiltratietechniek gebruikelijk. Dus het verdoven per element dus alleen de tak van de zenuw is voldoende. De palatinale wortels van de molaren en premolaren worden verdoofd door infiltratieanesthesie van de takken van de n. palatinus major en takken vande n. nasopalatinus. De zenuw in het infraorbitale kanaal takkan af naar de incisieven en cuspidaten. De n. nasopalatinus zorgt voor het gevoel in de palatinale bot, periost en de mucosa. (bindweefselvlies aan de buitenkant rondom het bot). De wortel punten centrale incisieven en cuspidaten bevinden zich aan de vestibulaire zijde van het bot en de wortelpunt van de laterale incisief aan de palatinale zijde.

De naald wordt nier meer dan 3 tot 5 mm ingebracht. aspiratie wordt aanbevolen maar is niet noodzakelijk omdat er geen grote bloedvaten bevinden.

Hoofdstuk 8 Lokale anesthesie bij kinderen

Anesthesie spray kan een goede oplossing zijn om een kind van tevoren voor te bereiden op de verdoving. Je kan hierbij kiezen uit spray en zalf, spray heeft een hogere concentratie dan zalf. De spray kan het best op een wattenstokje geplaatst worden en hiermee de insteekplaats aan te stippen. Vooraf moet het slijmvlies goed droog gemaakt worden. Het wattenstaafje 1 a 2 minuten op de plaats houden zou voldoende moeten zijn. Het zelfde geld voor de zalf.

Bij extractie in de bovenkaak moet bij voorkeur ook de n. palatinus major of de n worden verdoofd. Een nadeel kan zijn dat hierbij ook meteen en palatum molle wordt verdoofd waardoor het slikken raar aanvoelt en soms benauwdheid kan veroorzaken. Bij het injecteren in het voorste gedeelte van het palatum is meer druk vereist. Infiltratieanesthesie in de onderkaak is alleen bij jonge kinderen toe te passen omdat de corticale bot plaat dan niet zo dicht van structuur is. 8.3 Mandibulaire geleidingsanesthesie. Bij mandibulaire geleidingsanesthesie kunnen alle tandheelkundige behandelingen pijnloos uitgevoerd worden. De n. lingualis wordt bij het uitvoeren van een mandibulaire geleidingsanesthesie automatisch mee verdoofd. Er hoeft bij kinderen ook minder diep ingestoken te worden dan bij volwassenen. De maximale dosering voor kinderen binnen een kwadrant gaat zelden het volume van twee capsules te boven. (1 capsule van 1 ml). Er kan een traumatische ulcus (bijtverwonding) ontstaan doordat kinderen na verdoving toch in de lip bijten. De verwonding is het grootst rond het middag uur. Een andere oorzaak van verwonden kan zijn uit testing van de anesthesie.

Hoofdstuk 9, Lokale complicaties

Sinds de invoering van moderne disposable naalden is naaldbreuk zeldzaam. Toch kan het gebeuren dat er een naald breekt dit kan dan vooral zijn bij het verdoven bij mandibulaire geleidingsanesthesie en tuberanesthesie. Dit gebeurt dan meestal als de naald herhaaldelijk wordt gebogen. Ook het veranderen van richting bij een naald die en een verkeerde positie is gebracht kan breuk veroorzaken. Wanneer de naald gedeeltelijk afbreekt en nog half in de mucosa zit kan dit met een pincet of mosquito arterklem worden verwijderd. Wanneer de naald niet meer zichtbaar is dient de patiënt te worden doorgestuurd naar de kaakchirurg. De bevel dient zich evenwijdig te bevinden aan het botoppervlak om te vermijden dat het periost wordt aangeprikt en wordt los gescheurd. Bij het toe dienden van mandibulaire geleidingsanesthesie kan perongeluk de N. alveolaris inferior of de n. linguales worden geraakt. Dit kan een pijnscheut veroorzaken dat voelt als een elektrische schok en de patiënt kan zijn hoofd abrupt wegdraaien. Heel zelden kan er een gevoelsstoornis optreden wanneer dit gebeurt. Blanching: Het perongeluk aanprikken van een arteriewand.

Periost: bindweefselvlies aan de buitenkant rondom het bot. 9 hematoomvorming en trismus, (bloeduitstorting) Een hematoom ontstaat als tijdens het opvoeren van de injectienaald een bloedvat wordt aangeprikt en bloed weglekt in de omgeving. Er kan een grote zwelling ontstaan. De kans op een hematoom als gelukkig gering in de tandheelkunde. Het kan aanleiding geven tot een trismus deze wordt meestal pas enkele uren na de injectie opgemerkt en zal binnen 1 a 2 weken weer verdwijnen wanneer dagelijkse mondoefeningen worden gedaan. Trismus: Kaakkramp Een toename van de trismus wijst op een secundaire infectie van het hematoom en vereist onmiddelijke behandeling met antibiotica. Een trismus kan ook optreden wanneer door een foute insteekrichting bij de mandibulaire geleidingsanesthesie een hematoom in de m. Pterygoideus medialis ontstaat. Als gevolg van littekenweefsel kan dit leiden tot een beperkte mondopening. Malaise: Gevoel van onwelzijn 9 infectie Bij iedere intraorale injectie met een steriele disposable naald komen er micro-organisme van de normale mondflora in het weefsel. Bij immuungecompromitteerde patiënten kan er worden overwegen om de plek van injectie eerst te ontsmetten. Antispectum Geleidings anesthesie: Anesthesie op afstand. (Plaatselijke verdoving door verlamming van een zenwuwbaan die pijnprikkels naar de hersenen geleidt.) Indien een hematoom ontstaat en dit geinfecteerd raakt bestaat de kans dat zich hier een abces ontwikkelt. Palpatie: onderzoek door aftasten met de vingers. Wanneer de klinische symptomen wijzen o pde ontwikkeling van een ontstekingsfiltraat (overblijfsel) of een abces, moet de patiënt worden behandeld met antibiotica eventueel in combinatie met incisie (insnijding) en drainage (vochtafvoering) van het betreffende gebied.

HOOFDSTUK 10 SYSTEMISCHE COMPLICATIES Meest voorkomende complicaties zijn: Psychogene reacties zoals vasovagale collaps/ syncope (flauwvallen) en hyperventilatie. Deze komen het meest voor uit emotionele reacties. Door psychische anticipatie op pijn door injectie kan het parasympatische (hersenen)zenuwstelsel worden geactiveerd en het orthosympatische ook wel sympatisch (zelfstandig organen) zenuwstelsel worden geremd. 10 toxiteit, Prilacoïne ondergaat de snelste metabolisme en is daarom het minst toxische amide-lokaal- anestheticum. Bovendien wordt deze anesthesie sterk gebonden aan weefseleiwitten waardoor een potentieel toxische concentratie minder snel wordt bereikt. Patiënten met een vertraagde detoxificatie en eliminatie zoals patiënten met een ernstige lever insufficiëntie of nierfalen hebben een verhoogd risico op een overdosis. Maximale dossering in mg van veel gebruikte anesthesie: 70 kilo Zonder epinefrine ( bloedvatvernauwing) Met epinefrine Articaïne 400 500

Bupivacaïne 75 150 Lidocaïne 300 500 Mepivacaïne 375 400 Prilocaïne 400 600

Bepalend voor de toxiciteit is dus de maximale dosering van zeven ampule van het anestheticum. Een toename van epinefrine-concentratie in het bloed kan een aanzienlijke stijging van de bloeddruk en hartfrequentie veroorzaken. De kans op intravasculaire toediening van een vasoconstrictor kan worden geminimaliseerd door gebruik van automatisch aspirerende carpulespuiten. Overgevoeligheids reacties kunnen optreden een uur nadat de anesthesie is toegedient. Er onstaat een vaatverwijding en histamine wordt afgeven aan de omliggende weefsels. Klinische verschijnselen kunnen zijn: lokale roodheid, jeuk en oedeem (ophoping van weefselvloeistof). 10.6 behandeling anafylactische shock. (shock als gevolg van overgevoeligheid)

  • Beëindig behandeling
  • Breng patiënt in de Trendelenbrug ( hoofd en hart lager dan de benen)
  • Dien oraal een anestheticum toe bv een tablet cetrizine of loratidine.
  • Dien zuurstof toe
  • Vervoeren eerste hulp. 10 Preventie bijwerkingen Dien nooit meer anestheticum toe dan noodzakelijjk met een zo laag mogelijke concentratie vasoconstrictor. Gedurende de behandeling blijven de capsule op het dienblad liggen zodat de dosis makkelijk te controleren is.

HOOFDSTUK 11 RISICOPATIËNTEN

Hartritme stoornissen – Epinefrine beperken Hypertensie- (hogebldruk) Epinefrine beperken Longemfyseem- Epinefrine beperken (chronische ziekte, die de longblaasjes aantast.) Nierinifficiëntie- max dosis reduceren Zwangerschap- Bupivaïne ontraden, anesthesie met hoge eiwitbinding aanraden en de max dosis reduceren. Ook de epinefrine beperken. 11 Hartziekte Lokaal anesthesie verminderd de contractie (samentrekking) van het hart. Een verhoging van de concentratie epinefrine in het bloed leidt tot een toename van de hartwerking. Epinefrine kan leiden tot hartritmestoornissen. Bij mensen met een bloeddruk van boven de 200 mmGH of een diastolische fase van 115 mmGH dienen de behandeling pas door te laten gaan als de bloeddruk gecorigeerd is. Wanneer de bloed druk tussen de 160-200 is of de diastolysiche fase 105-115 is kunnen de meeste gewoon uitgevoerd worden. Aanbevolen wordt bij hypertensiepatiënten om de epinefrine alleen toetepassen in een verdunning en de totale dosis te beperken tot 0,04 mg voor volwassenen.

2: De klachtencommissie van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der tandheelkunde. Deze kalchtencommissie zal kostenloos beoordelen of de klacht waarschijnlijk is. Ook kan dit gepaard zijn met de bepaling van de hoogte van de schade vergoeding. Voorafgaan zal de Regionale bemiddelingraad doorgaans een schikking stelllen tussen deze twee partijen. 3: De burgelijke rechter, Betreft het een bedrag tot 5000 kan de patiënt terecht bij de kantonrechter zonder een advocaat te hoeven inschakelen. Is dit bedrag hoger dient de patiënt zich te melden met advocaat bij de civiele sector van de rechtbank die komen dan tot een bindende uitspraak. De procedure is meestal schriftelijk en de civiele rechter straft niet. Een nadeel voor de tandarts is dat aan deze civiele rechtszaak hoge kosten verbonden zijn. 12 bevoegdheden wet BIG. Het geven van anesthesie wordt beschouwd als een voorbehoudende handeling. Dit betekent dat alleen tandartsen, artsen en verloskundigen bevoegd zijn deze handelingen uit te voeren. - Voor de mondhygiënist betekent dit dat hij zonder toezicht of tussenkomt lokale anesthesie mag toedienen maar alleen in opdracht van een tandarts.

Zenuwstelsel Bijlage

Anatomisch zenuwstelsel is onderverdeeld in centraal en perifeire zenuwstelsel. - Centraal zenuwstelsel: bestaat uit, hersenen en ruggenmerg en is gelegen binnen de schedel en wervelkanaal. - Het perifeire zenuwstelsel verbind het centrale zenuwstelsel en de perifeire structuren.

Afferente vezels: vervoeren prikkels naar het ruggenmerg of de hersenen. (Senosrisch) Ook ascenderend systeem genoemd (opstijgend) Efferente vezels: Geleiden prikkels van het ruggenmerg of hersenen naar spieren. (motorisch) Descenderende systemen (afdalend). Wordt onderverdeeld: - Ortho sympatisch: zorgt er voor dat organen zodanig beïnvloedt worden dat het lichaam arbeid kan verrichten. - Para sympatisch, heeft te maken met rust, herstel en energie opbouw.

Animaal somatisch zenuwstelsel: bewuste of onbewuste reflectie van het lichaam bv, fietsen of wanneer je je verbrand dat je je hand terugtrekt. Vegetatief autonoom zenuwstelsel: Dit is het zelfstandige gedeelte van het lichaam dus de functie van organen/ingewannden, ook wel visceraal zenuwstelsel genoemd.

Bij psychische spanning stijgt de bloeddruk en hartfrequentie (sympatisch). De ademhaling wordt sneller of dieper (somatisch). Spieren worden gespannen (somatisch). Bij schrik of bij angst kan men het in de broek doen (parasympatisch) of flauwvallen ( parasympatische hartvertraging).

Het perifere zenuwstelsel bestaat uit zenuwvezles die gebundeld zijn in zenuwwortels en zenuwen. Alle zenuwen bevatten efferent en afferente vezels. Zenuwvezels hebben als taak prikkels geleiden. Merghoudende of gemyeliniseerde vezels hebben een zeer hoge geleidingssnelheid (tot 120sec). Een myeline schede bestaat uit een vetachtige elektrische isolerende substantie die rond de zenuwvezel gewikkeld is. Deze schede heeft om de regelmatige afstanden knopen (knopen van Ranvier) Doordat gemyeliniseerde zenuwvezels de elektrische zenuwimpulsen van knoop naar knoop springen ontstaat er een zeer hoge geleidingssnelheid. (saltatoire geleiding). Deze snelle geleiding is van groot belang voor allerlei mororische vaardigheden..

Niet-gemyeliniseerde mergloze vezels geleiden veel langzamer. De meeste vezels in het autonome zenuwstelsel zijn niet gemyeliniseerd.

6.2 Het neuron

  • HDL (high density lipoproteine): HDL zorgt voor transport van &amp;quot;overtollig&amp;quot; cholesterol vanuit cellen terug naar de lever.

Hartinfarct: Kransslagader helemaal dicht. Hartfalen: Systolich (Met betrekking tot de samentrekking van de hartkamers) en diastolisch falen (met betrekking tot verslapping van hart en bloedvaten). Possturale hypertensie: Te hoge bloeddruk, bv als de bovendruk hoger is dan 140 en de onderdruk hoger is dan 90. Epinefrine reactie Hypoglycemie Anafylactische reactie Acuut longoedeem CVA: Beroerte, Hersenbloeding komt door een lek in de slagader. Of herseninfarct is de oorzaak van afsluiting van de slagader.

Shock: syndroom gekenmerkt door een vermindering van de weefseldoorbloeding waardoor het celmetabolisme wordt verstoord Door lage bloeddruk kunnen lichaamsfuncties niet meer worden geregeld. Soorten shock · Hypovolemische (bloedvolumeverlies) · Cardiogene (verminderde hartfunctie) · Obstructieve (ophoping bloed door verstopping) · Distributieve (bloedverdeling; druk valt weg door openstaande bloedvaten) •Anafylactische shock: (Een anafylactische shock is een acute, hele ernstige allergische reactie op een lichaamsvreemde stof. Zo’n anafylactische shock kan levensbedreigend zijn als je niet snel en goed behandeld wordt.) De luchwegen gaan hierbij dicht en de bloedvaten gaan openstaan.

COPD: Chronisch obstructieve longziekte. Het is een verzamelnaam voor de longaandoeningen chronische bronchitis en longemfyseem =verlies van longblaasjes. Longoedeem: ontstaat wanneer de bloedvaten in de long beschadigd worden. Daardoor kan vocht uittreden dat zich verspreidt in het weefsel tussen bloedvaten en longblaasjes (alveoli). Acuut longoedeem veroorzaakt kortademigheid en ademhalingsproblemen. De patiënt moet soms hoesten en heeft een fluitende ademhaling. Vaak snakt de patiënt naar lucht, of voelt zich alsof hij verdrinkt.

Epelepsie: Gegeneraliseerde aanval: stoornis in de hele hersenen (beide hersenhelften)

  • Partiële aanvallen: stoornis in bepaald gedeelte van de hersenen (plaatselijke ontlading) =&amp;gt; bij uitbreiding ontlading over de gehele hersenen ontstaat een secundair gegeneraliseerde aanval

  • Koortsstuipen: aanval opgewekt door koorts

Atherosclerose : (ader verkalking) Arterieel: Met betrekking tot de slagaders. Kan zorgen voor een infarct. Veneus: Met betrekking tot aders. Kan zorgen voor een longembolie of trombose.

De linkerharthelft pompt zuurstofrijk bloed naar het lichaam, de rechterharthelt pompt zuurstof armbloed naar de longen. 1; Het elektrische stroompje ontstaat in de sinusknoop in de rechterboezem. 2: Daarna loopt het stroompje ook naar de linkerboezem. De boezems trekken samen. De Avknoop (atrioventriculaire knoop )houdt het stroompje even tegen zodat het bloed vanuit de boezems naar de kamers kan stromen. 3: Via de bundels van His bereikt het stroompje de hartpunt. 4: Daarna passeert het stroompje de wand van de kamers, die dan samentrrekken. 5: Tenslotte valt het stroompje even stil waardoor het hart ontspant, dit is de rustfase.

Hart = Cor

  • Boezem = atrium
  • Kamer = ventrikel
  • AV= atrioventriculaire knoop
  • Lichaamsslagader = aorta
  • Longslagader = arteria pulmonales
  • Long ader = vena pulmonales
  • Lichaams ader = vena cava superior/inferior
  • Systole = samentrekken (ventrikels)
  • Diastole = ontspannen Longvlies (visceral)
  • Borstvlies (parietal)

Buikademhaling gebeurt via het diafragma. Het middenrifademhaling de minst vermoeiende, optimale manier om rustig te ademen. De middenrifspier is de krachtigste ademhalingsspier van het lichaam en kan bij de inademing acht tot twaalf centimeter zakken. Borstademhaling: De borstademhaling is de ademhaling die plaatsvindt met behulp van spieren tussen de ribben. De tussenribspieren trekken samen waardoor de borstkas omhoog en naar buiten worden getrokken.

Hemoglobine: Proteïne (eiwit) dat verantwoordelijk is voor het transport van de zuurstof in het bloed.

Was dit document nuttig?
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studeersnel zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

Samenvatting Lokale Anesthesie in de Tandheelkunde J.A. Baart, H.S. Brand - Lokale anesthesie in de tandheelkunde Hoofdstuk 1, Pijn en prikkelgeleiding

Vak: Locale anesthesie (theorie) (3013BA211Z)

7 Documenten
Studenten deelden 7 documenten in dit vak

Universiteit: Hogeschool Inholland

Was dit document nuttig?

Dit is een preview

Wil je onbeperkt toegang? Word Premium en krijg toegang tot alle 23 pagina's
  • Toegang tot alle documenten

  • Onbeperkt downloaden

  • Hogere cijfers halen

Uploaden

Deel jouw documenten voor gratis toegang

Ben je al Premium?
Lokale anesthesie in de tandheelkunde
Hoofdstuk 1, Pijn en prikkelgeleiding
Pijnprikkels worden veroorzaakt door vormloze sensorische zenuwuiteinden van A en C-vezels.
Bij beschadeging van weesel komen er allerlei stoffen vrij zoals: Histamine, serotonine etc.
Nociceptoren komen ook in gebitselementen en mondholte voor.
Nociceptoren: Een nociceptor is een zenuwuiteinde dat gespecialiseerd is in het
waarnemen van prikkels die een schadelijke invloed op het organisme
kunnen hebben. (Latijn: nocere = schaden). Dergelijke prikkels wekken
doorgaans een gevoel van pijn op. Er bestaan verschillende soorten
nociceptoren, verspreid over het lichaam.Sommigen zijn
gespecialiseerd in waarneming van mechanische invloeden (zoals druk,
scherpe voorwerpen), anderen in het waarnemen van lage of hoge
temperatuur (koude: < 5°C, of warmte: > 45°C) en chemische stoffen
(zoals Spaanse Peper).
Transductie: De prikkel op de sensor wordt omgezet in een elektrisch signaal.
Sensitisatie: Stoffen die de prikkeldrempel verlagen en de nociceptoren activeren.
Polymodaal: Zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor mechanische,termische en
chemische prikkels.
Neurotransmitter: Chemische stof die de pijnprikkel overbrengt.
Fysiologische sensoren: Dit zijn eind-orgaantjes van de sensorische zenuwen. Zoals: Lichaam
van Krause, van Meisner en van Pacini. Deze reageren meestal maar op
1 specefieke prikkel en zijn dus unimodaal.
Unimodaal: Vervoer waarbij slechts één vervoermodus wordt gebruikt voor het
vervoer op één traject.
Adaptie: Bij een langdurige of blijvende prikkel verdwijnt de reactie van de
prikkel. Bij overmatige prikkeling kunnen ook deze Fysiologische
sensoren pijn ervaren.
1.2 Transmissie van de zenuwprikkel
Transport van de zeuwprikkel vindt plaats in het senorisch zenuwstelsel. Hierin zitten drie
zenuwvezels: 1: Perifere zenuw, de 2
de
en de 3
de
liggen in het centrale zenuwstelsel.
Tracti: Zenuwbanen.
Nuclei: Zenuwkernen
Ganglia: Zenuwknopen
1.2.1Opbouw van de perifere zenuw.
Een perifere zenuw is opgebouwd uit een aantal uitlopers van een verzameling zenuwcellen, (bij
eengehouden door een bindweefsel netwerk.)Alle afzonderlijke uitlopers zijn omgeven door een
isolerende myelinelaag.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.