Meteen naar document

Nn6 2hv antwoorden 1

Ik weet het nog ik zat op de bank popcorn te eten dat vond ik best leu...
Vak

Geography (IDK 123)

12 Documenten
Studenten deelden 12 documenten in dit vak
Studiejaar: 2017/2018
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Technische Universiteit Delft

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.
  • Student
    super
  • eb
    very helping
  • Student
    tfoe man je moet nu ineens betalen
  • Student
    Legend!!!
  • Student
    Voor de persoon die dit heeft geplaatst je bent een legend! Ik ben daardoor nu ook een legende geworden

Preview tekst

Nieuw Nederlands

6

e

editie

Antwoorden Leerboek

2 havo/vwo

Inhoudsopgave Nieuw Nederlands 2 havo/vwo

  • Hoofdstuk 1 ........................................................................................................
    • Taalweetjes........................................................................................................
    • Lezen.................................................................................................................
    • Schrijven............................................................................................................
    • Kijken en luisteren.............................................................................................
    • Spreken en gesprekken......................................................................................
    • Woordenschat...................................................................................................
    • Grammatica zinsdelen........................................................................................
    • Grammatica woordsoorten..................................................................................
    • Formuleren.......................................................................................................
    • Spelling............................................................................................................
    • Spelling werkwoorden........................................................................................
  • Hoofdstuk
    • Taalweetjes......................................................................................................
    • Lezen...............................................................................................................
    • Schrijven..........................................................................................................
    • Kijken en luisteren.............................................................................................
    • Spreken en gesprekken......................................................................................
    • Woordenschat...................................................................................................
    • Grammatica zinsdelen........................................................................................
    • Grammatica woordsoorten..................................................................................
    • Formuleren.......................................................................................................
    • Spelling............................................................................................................
    • Spelling werkwoorden........................................................................................
  • Hoofdstuk
    • Taalweetjes......................................................................................................
    • Lezen...............................................................................................................
    • Schrijven..........................................................................................................
    • Kijken en luisteren.............................................................................................
    • Spreken en gesprekken......................................................................................
    • Woordenschat...................................................................................................
    • Grammatica zinsdelen........................................................................................
    • Grammatica woordsoorten..................................................................................
    • Formuleren.......................................................................................................
    • Spelling............................................................................................................
    • Spelling werkwoorden........................................................................................
  • Hoofdstuk
    • A Problemen....................................................................................................
    • B Geluk..........................................................................................................
    • C Misdaad en criminaliteit.................................................................................
    • D Geschiedenis................................................................................................
    • E Bang, boos, bedroefd.....................................................................................
    • F Andere werelden...........................................................................................
  • De brug ...........................................................................................................
    • Lezen.............................................................................................................
    • Grammatica zinsdelen......................................................................................
    • Grammatica woordsoorten................................................................................
    • Formuleren.....................................................................................................
    • Spelling..........................................................................................................
    • Spelling werkwoorden......................................................................................

Hoofdstuk 1 - Taalweetjes

Hoofdstuk 1 ........................................................................................................

Taalweetjes........................................................................................................

Dubbelzinnig Deze twee betekenissen kun je aan de gegeven zinnen geven: Tante Lien is aan de lijn. = 1 Tante Lien probeert af te vallen. 2 Tante Lien is aan de telefoon.

Adèle gaat alleen op vakantie in de zomermaanden. = 1 Ze gaat in haar eentje op vakantie. 2 Ze gaat niet in andere seizoenen op vakantie, maar alleen in de zomer.

In zijn groentetuin vertelt de Canadese boer over zijn Nederlandse wortels. = 1 De boer vertelt over de Nederlands wortels die hij kweekt. 2 De boer vertelt over zijn Nederlandse afkomst.

De dubbelzinnigheid ontstaat doordat

  • een woord of een combinatie van woorden twee betekenissen kan hebben (‘aan de lijn’)
  • een zinsdeel (‘alleen’) bij twee verschillende andere zinsdelen kan horen (‘alleen in de zomermaanden’ en ‘A. gaat alleen’)
  • een woord een letterlijke en een figuurlijke betekenis kan hebben (‘wortels’)

Krantenkoppen Kussen tijdens yogalessen taboe = 1 Het is niet toegestaan om te zoenen tijdens yogalessen. 2 Je mag geen kussen gebruiken bij de yogalessen. Friese ziekenhuizen snijden in personeel = 1 De ziekenhuizen opereren of verwonden personeel. 2 De ziekenhuizen gaan met minder personeel werken. Heineken boert goed in de VS = 1 Van Heinekenbier moeten drinkers in de VS nogal veel boeren. 2 Het bedrijf Heineken doet goede zaken in de VS.

Woordspeling Eigen antwoord.

Hoofdstuk 1 - Lezen

Opdracht 4 1* Sociale vaardigheden worden vergeleken met een verzameling instrumenten. De overeenkomst is dat je ze afhankelijk van het moment / de situatie kunt inzetten. (bij een begroeting geef je soms een hand, soms een knuffel, soms een knipoog, een high five, een boks of een kus op de wang – bij het klussen gebruik je soms een boor, soms een steeksleutel, soms een schroevendraaier, dan weer een hamer of een beitel). 2 Ja, want de auteur heeft deskundigen geïnterviewd en de tekst staat in een blad dat als degelijk bekend staat.

Opdracht 5 1 een tekst uit een schoolboek 2 globalisering 3 eigen antwoord 4 a satelliet (al. 2): onbemand ruimtevaartuig dat om de aarde draait b proces (al. 2): op elkaar volgende veranderingen c belemmering (al. 3): hinder; iets wat in de weg staat d gigant (al. 3): groot land of bedrijf (eigenlijk: grote reus) e krimpen (al. 3): kleiner worden f ontwikkeling (al. 4): verbetering van de economische situatie en de leefomstandigheden van mensen g de poorten sluiten (al. 4): dichtgaan; ophouden te bestaan h profiteren (al. 4): voordeel hebben i traag (al. 4): langzaam 5 in de laatste twee zinnen van alinea 2 6 Globalisering is het proces waarbij de gebieden op aarde op allerlei terreinen steeds meer met elkaar verbonden raken. 7 (1) Vanaf 1975 zijn er steeds multinationale ondernemingen: grote bedrijven met fabrieken en kantoren in meerdere landen. (2) Er zijn steeds minder handelsbelemmeringen, vooral vanaf 1990. (3) De afstanden tussen gebieden worden kleiner dankzij moderne communicatiemiddelen, maar vooral door sneller en goedkoper vervoer met schepen, treinen, vrachtwagens en vliegtuigen. 8 (1) centrumlanden (de meest ontwikkelde landen), (2) semiperiferie (half-ontwikkelde landen, die al een eind op weg zijn in hun ontwikkeling) en (3) periferie (niet ontwikkelde landen, die achterblijven in hun ontwikkeling) 9 (1) De drie blokken krijgen een andere economische rol: de landen in de periferie verdienden vroeger vooral geld met de export (uitvoer) van grondstoffen, nu zijn ze productielanden geworden. Centrumlanden waren vroeger productielanden, maar veel productiebedrijven worden nu opgeheven, met werkloosheid en armoede tot gevolg. (2) De welvaart verschuift. Grote landen in de semiperiferie zoals Brazilië, Rusland, India en China (de BRIC-landen) doen het economisch goed, evenals olielanden en landen met veel grondstoffen. In rijke (centrum)landen gaat het minder goed met de economie. De verschillen tussen de drie blokken worden kleiner. 10 voorbeeldschema: [het schema staat in zijn geheel op de volgende pagina]

Hoofdstuk 1 - Lezen

drie blokken:

  • centrumlanden (ontwikkelde landen)
  • semiperiferie (half-ontwikkelde landen)
  • periferie (nog niet ontwikkelde landen)

1 steeds meer multinationale ondernemingen (vanaf 1975) 2 steeds minder handelsbelemmeringen (vooral vanaf 1990) 3 steeds kleinere afstanden tussen gebieden (door moderne communicatiemiddelen en sneller en goedkoper vervoer)

 globalisering = steeds meer contact tussen de gebieden op aarde op allerlei terreinen

 1 blokken krijgen andere rol: exportlanden worden productielanden

 armoede/ werkloosheid in vroegere productielanden

2 verschuiving welvaart van centrumlanden naar semiperiferie (bv BRIC-landen Brazilië, Rusland, India, China, olielanden en landen met veel grondstoffen)

 kleinere verschillen tussen deze blokken

of voorbeeldsamenvatting:

Globalisering betekent: meer contact tussen de gebieden op aarde op allerlei terreinen. Dit proces is ontstaan door drie ontwikkelingen: 1 steeds meer multinationale ondernemingen (vanaf 1975); 2 steeds minder handelsbelemmeringen (vooral vanaf 1990); 3 kleinere afstanden tussen gebieden (door moderne communicatiemiddelen en sneller en goedkoper vervoer)

De landen in de wereld kunnen we verdelen in drie blokken:

  • centrumlanden (ontwikkelde landen)
  • semiperiferie (half-ontwikkelde landen)
  • periferie (nog niet ontwikkelde landen)

De globalisering heeft voor deze blokken twee gevolgen: 1 De blokken krijgen een andere rol: exportlanden worden productielanden; daardoor neemt de armoede/werkloosheid in vroegere productielanden (centrumlanden) toe. 2 De welvaart verschuift van de centrumlanden naar de semiperiferie (bv BRIC-landen Brazilië, Rusland, India, China), olielanden en landen met veel grondstoffen); daardoor worden de verschillen tussen de blokken kleiner. [128 woorden]

Opdracht 6 1* Ja, want beide teksten hebben informeren als hoofddoel. Tekst 6 is ook een beetje activerend: aan het eind van de tekst wordt de lezer aangespoord om iets te gaan doen (namelijk minder tijd besteden aan digitale media ten gunste van zijn sociale vaardigheden). 2 B In deze tekst herken je vooral een verschijnsel, oorzaak en gevolgen.

Hoofdstuk 1 - Schrijven

Wij zijn twee leerlingen van het Linde College, klas 2HB. Tijdens de kerstvakantie willen we graag een gezellige middag organiseren voor de bewoners van uw verzorgingshuis. Omdat de meeste bewoners nogal oud zijn, zullen zij wel een middagslaapje doen. Ons idee is om rond een uur of drie te beginnen met thee/koffie en door ons gemaakte cupcakes. Daarna kunnen we een rustig spelletje doen, zoals bingo. De middag willen we afsluiten met een soort disco. Natuurlijk kiezen we dan muziek die uw bewoners mooi vinden. Degenen die niet kunnen staan, kunnen vanuit hun stoel meedansen. Lijkt u dit een goed idee? Of heeft u misschien een ander idee? Als u het fijner vindt om hier eerst met ons over te praten, dan kunnen we hiervoor een afspraak maken in Huize Avondrood. Wilt u alstublieft reageren op deze mail? Alvast bedankt voor uw reactie.

Met vriendelijke groet, Noah Spijker (06-334422111) en Wil Koppen

2

Hoofdstuk 1 – Kijken en luisteren

Kijken en luisteren.............................................................................................

Startopdracht De interviewer stelt alleen maar gesloten vragen en hij vraagt niet door.

Opdracht 1 1 Het hangt ervan af of je Sanne Wevers kent en of je haar oefening gezien hebt. De journalist gaat ervan uit dat je de oefening gezien hebt. Dit is op zich logisch, omdat op het moment dat het interview gehouden werd de finale net afgelopen was. 2 ‘Hoe mooi is dit voor jou?’ 3 Ze zegt dat ze er geen woorden voor heeft en dat ze bijna niet kan uitleggen hoe blij ze ermee is. 4 ‘Probeer eens naar woorden te zoeken.’ ‘Welke emoties, gedachtes komen er dan los?’

Opdracht 2 1 De vraag is concreter: de journalist vraagt of ze toch wil proberen om haar emoties en gedachten onder woorden te brengen. 2 Ze hebben het een en ander meegemaakt en ze hebben met de hele familie, het hele team, hard voor deze medaille gewerkt 3 Hij had kunnen vragen wat ze dan allemaal meegemaakt hadden. 4 Waarschijnlijk weet hij het antwoord wel en/of hij wil het vooral over de blijdschap vanwege het winnen van de medaille hebben.

Opdracht 3 1 een pubermeisje 2 eigen antwoord – Wat opvalt, is dat Vonk geïntroduceerd wordt als iemand die ‘enorm thuis is in al dat menselijke gedrag’ en die zelf als bakvis ook verliefd was op een ster. Dit komt niet zo heel serieus over, terwijl ze wel psycholoog is en onderzoek gedaan heeft naar menselijk gedrag. 3 ‘Op wie was jij verliefd?’ 4 Nee, het is niet zo’n goede vraag. Roos Vonk wordt geraadpleegd vanwege haar kennis over menselijk gedrag, haar eigen ervaring doet niet ter zake. 5 De eerste verklaring is de enorme emotie die loskomt, want het is voor fans een heel belangrijk moment. De tweede verklaring is dat mensen zich van nature laten aansteken door anderen: gedrag van anderen is zogezegd besmettelijk. 6 Omdat het ze wel een goed gevoel geeft als ze merken dat ze die meisjes zo blij en gelukkig kunnen maken. 7 met het geschreeuw van mannen bij voetbalwedstrijden 8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Het gedrag van mannen is in die zin anders dat ze schreeuwen bij een doelpunt, niet alleen maar vanwege de aanwezigheid van de voetballers. 9 eigen antwoord – Wat opvalt, is dat hij haar ‘Roos’ noemt, haar vaak in de rede valt en een grapje maakt over een van haar antwoorden. Er wordt gevraagd naar haar mening als deskundige, maar ze wordt heel informeel en amicaal behandeld. Dat zouden wel redenen kunnen zijn om de houding niet correct te noemen. Aan de andere kant past het misschien wel bij de toon van het programma.

Opdracht 4 1 Hij stond om halfnegen op. Hij ging naar het circuit, daar had hij meetings: meet-and- greets en strategiebesprekingen. 2 ‘Even nog om het goed te snappen...’ 3 Een meet-and-greet is een ontmoeting met sponsors en mensen die door de sponsor uitgenodigd zijn. 4 Dus

Hoofdstuk 1 – Spreken en gesprekken

Spreken en gesprekken......................................................................................

Startopdracht De dokter vraagt niet aan de man wat hij bedoelt met zijn uitspraak dat de muren op hem afkomen. Hij ziet het als een bouwkundig probleem in plaats van een mentaal probleem. (Als de muren op je afkomen, heb je een opgesloten gevoel, bijvoorbeeld als gevolg van een te vol hoofd of van eenzaamheid, en voel je de drang het huis of de kamer te verlaten.)

Opdracht 1 eigen antwoorden

Opdracht 2 eigen antwoorden, bijvoorbeeld: 1 a Kunt u daar iets meer over vertellen? Of: Wat trok u zo aan in het schrijven? b Hoe pakt u dat dan aan? Of: Waar ontmoet u dan andere mensen? c Wat vertelde uw buurman dan? Of: Wat vond u zo interessant aan het verhaal van uw buurman? 2 a U bent dus vier jaar geleden begonnen met research, maar pas veel later begonnen met het schrijven van het boek? b Als ik u goed begrijp, trekt u zich de kritiek niet zo aan? Of: Het maakt u dus ook niet zoveel uit of uw verhaal waar is? c Dus eigenlijk ontstaat zo’n personage pas tijdens het schrijven? Of: Dus u gaat uit van enkele eigenschappen en bedenkt dan tijdens het schrijven de rest?

Opdracht 3 eigen antwoorden

Hoofdstuk 1 – Woordenschat

Woordenschat

Startopdracht eigen antwoorden, bijvoorbeeld:

  • slim: zo slim als onze docent Nederlands
  • smerig: zo smerig als de toiletten op de eerste verdieping

Opdracht 1 1/2 a wezel b mol c kwartel d hoentje e vis f spin g vos h beer i vogel j hond

Opdracht 2 1 elkaar (bij een begroeting) drie keer kussen 2/ 1 Jan en alleman: alle aanwezigen 2 relatief: nogal; tamelijk 3 recente: nieuwe 4 norm: regel 5 introduceren: voorstellen 6 nooit ofte nimmer: helemaal nooit 7 langdradige: langdurige en saaie 8 kwelling: grote last 9 onderhevig: gebonden 10 standaard: norm; regel 11 gangbaar: gewoon 12 variaties: verschillen 13 demonstreren: duidelijk maken; laten zien 14 internationaal: op de hele wereld 15 non-verbaal: niet in woorden; in gebaren 16 lokale: plaatselijke 4 al. 1 (baal) balen als een stekker: meer dan genoeg hebben van; een hekel hebben aan al. 1 buigen als een knipmes: zeer onderdanig doen al. 2 zo oud als de weg naar Rome: heel erg oud al. 3 zo eerlijk als goud: volkomen eerlijk al. 3 zo doof als een kwartel: stokdoof al. 3 Oom Gerard is net een spraakwaterval: hij is voortdurend aan het woord al. 4 een hoofd als een boei: een vuurrood hoofd al. 4 als haringen in een ton: heel dicht op elkaar al. 5 zo brutaal als de beul: zeer brutaal; heel onbehouwen; bot al. 6 zo klaar als een klontje: volkomen duidelijk

Opdracht 3 1 a een dijk (b) van een conditie (o) b een draak (b) van een film (o) c een kalf (b) van een hond (o)

Hoofdstuk 1 – Woordenschat

(6) online: door verbinding met een netwerk (7) websites: internetsites (8) hobby: liefhebberij (9) profielen: beschrijvingen van de eigenschappen (10) corresponderen: brieven (of e-mails) uitwisselen (11) ansichtkaarten: prentbriefkaarten (12) leerzaam: zo dat je ervan kunt leren (13) cultuur: beschaving; leefomgeving (14) herinneringen: aandenkens (15) iets onder de knie krijgen: leren; beheersen

Opdracht 6 1 licht 2 hond 3 plank 4 trots 5 slapen 6 vechten 7 lat 8 pier 9 ezel 10 rood 11 stelen 12 dom 13 rond 14 nijdig Het woord in de blauwe kolom is: contactpersoon.

1 L I C H T 2 H O N D 3 P L A N K 4 T R O T S 5 S L A P E N 6 V E C H T E N 7 L A T 8 P I E R 9 E Z E L 10 R O O D 11 S T E L E N 12 D O M 13 R O N D 14 N IJ D I G

Hoofdstuk 1 – Grammatica zinsdelen/woordsoorten

Grammatica zinsdelen........................................................................................

Startopdracht 1 - zorgen voor: De oudste dochter van het gezin zorgt goed voor haar zieke moeder.

  • verbazen over: Je hoeft je niet te verbazen over deze actie.
  • gokken op: De toeschouwers van de paardenrace gokten op het verkeerde paard.
  • huilen om: Sommige leerlingen huilen om een slecht cijfer. 2 twijfelen aan – feliciteren met – uitgaan van

Opdracht 1 1 De meeste kleine kinderen / luisteren / graag / naar traditionele sprookjes. pv = luisteren ow = De meeste kleine kinderen wg = luisteren vv = naar traditionele sprookjes 2 Op de Olympische Spelen / twijfelde / Bolt / nooit / aan zijn winst op de 100 meter. pv = twijfelde ow = Bolt wg = twijfelde vv = aan zijn winst op de 100 meter 3 De agent / heeft / zich / behoorlijk / geërgerd / aan de grote mond van de arrestant. pv = heeft ow = De agent wg = heeft zich geërgerd vv = aan de grote mond van de arrestant 4 Wie van jullie / keek / het meeste / uit / naar de eerste schooldag? pv = keek ow = Wie van jullie wg = keek uit vv = naar de eerste schooldag 5 In de polder / waarschuwen / verkeersborden / voor overstekende otters. pv = waarschuwen ow = verkeersborden wg = waarschuwen vv = voor overstekende otters 6 Meestal / zullen / leerlingen / uitgaan / van de eerlijkheid van de docent. pv = zullen ow = leerlingen wg = zullen uitgaan vv = van de eerlijkheid van de docent

Opdracht 2 1 vv 2 geen vv; met haar rode handtas is een bwb 3 geen vv; aan de rekstok is een bwb 4 vv 5 geen vv; op het perron is een bwb 6 vv

Opdracht 3 Voorbeelden:

  • Ga jij altijd lopend naar school?
  • Sary is benieuwd naar haar verjaardagscadeau.
  • Freek springt graag van de brug het water in.
  • Veel mensen genieten erg van hun pensioen.

Hoofdstuk 1 – Grammatica zinsdelen/woordsoorten

Grammatica woordsoorten..................................................................................

Startopdracht Nee, de zinnen a en b zijn niet correct. In zin a moet er mijn staan in plaats van me. In zin d moet er jou staan in plaats van jouw.

Opdracht 1 1 Mijn = bez; haar = bez 2 je = pers; onze = bez 3 m’n = bez; zijn = bez 4 hun = pers; hun = bez 5 Ik = pers; jou = pers 6 Het = pers; me = pers; je = pers

Opdracht 2 1 Wie heeft hun (mv zonder vz) het grote nieuws verteld over hun (bez) koninklijke onderscheiding? 2 Kirsten de Valk koopt voor hen (mv met vz) een klein cadeautje bij de Wereldwinkel. 3 Met Kerstmis hoop ik hen (lv) eindelijk na al die jaren weer eens te zien. 4 Vanwege hun (bez) grote inzet worden die mooie cijfers hun (mv zonder vz) echt wel gegund!

Opdracht 3 Verlegenheid is een mooie eigenschap, maar (1) deze/die (aanw) karaktertrek kan ook behoorlijk lastig zijn. Verlegen mensen leggen minder makkelijk contact, waardoor (2) zij/ze (pers) soms vereenzamen. (3) Zij/Ze (pers) durven nauwelijks initiatief te nemen, behalve in (4) hun (bez) vertrouwde omgeving. (5) Zij/Ze (pers) vragen zich namelijk steeds af (6) wat (vr) anderen van (7) hen (pers) denken. Ben (8) jij (pers) ook zo verlegen?

Opdracht 4

  • 11 zn: Zusje, draadjes, zusje, blik, aai, kusje, duw, mep, zusje, taal, ander
  • 4 ww: zijn, verbinden, heb, is
  • 3 vz: met, met, voor
  • 2 pers: mij, ik
  • 2 bez: mijn, mijn

Opdracht 5 1* kww; het koppelt erger aan het ow 2 zww; drie weken wordt niet gekoppeld aan het ow (het is een tijdsbepaling) 3 kww; het koppelt gezellig aan het ow 4 zww; kappen is geen kww

Hoofdstuk 1 – Formuleren

Formuleren

Startopdracht 1 Sommige woorden worden te vaak herhaald, zoals gekantelde, vrachtwagen , lading en augurken. 2 Je zou de woorden kunnen vervangen door synoniemen, of gebruik kunnen maken van verwijswoorden.

Opdracht 1 1 kalkoenen 2 vogels, dieren, beesten, gevederde dieren, grote vogels

Opdracht 2 eigen antwoorden

Opdracht 3 1* Dit komt doordat alle zinnen dezelfde zinsvolgorde hebben. 2 Fietsendief vlucht voor boksters Een fietsendief in Schiedam is vorige week flink geschrokken. Toen hij een fiets wilde stelen, werd hij opgemerkt door een groep vrouwen die net van een boksles kwamen. Zij zagen de crimineel een fiets meenemen en renden naar buiten. Hierop ging de dief er snel vandoor, maar de boksters haalden hem bijna in. De man koos eieren voor zijn geld en liet het rijwiel los. Omdat hij zonder de tweewieler sneller vooruit kwam, wist hij te ontsnappen.

Was dit document nuttig?

Nn6 2hv antwoorden 1

Vak: Geography (IDK 123)

12 Documenten
Studenten deelden 12 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?