Meteen naar document

Werkgroep uitwerkingen Inleiding internationaal en Europees recht Leerdoel 1: Wat zijn de bronnen van het internationaal recht

De vierde werkgroep uitgewerkt, \'compleet\'.
Vak

Introduction to International and European Union Law (RR106)

999+ Documenten
Studenten deelden 1796 documenten in dit vak
Studiejaar: 2013/2014
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Erasmus Universiteit Rotterdam

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Leerdoel 1: Wat zijn de bronnen van het internationaal recht?

Staten kunnen een dergelijk onderscheid maken, omdat er criteria bestaan die aangeven welke regels wel en welke regels niet tot de internationale rechtsorde behoren. In de meest algemene zin luidt het criterium dat wordt gebruikt om te bepalen of een regel tot het internationaal recht als deze voortvloeit uit of gefundeerd kan worden op ten minste één van de bronnen van de internationale rechtsorde.

Artikel 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof

  1. Het Hof, welks taak het is in de daaraan voorgelegde geschillen te beslissen overeenkomstig het internationale recht, doet dit met toepassing van:

a. internationale verdragen, zowel van algemene als van bijzondere aard, waarin regels worden vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken Staten worden erkend; b. internationaal gebruik, als blijk van een als recht aanvaarde algemene gewoonte; c. de door beschaafde volken erkende algemene rechtsbeginselen; d. onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 59, rechterlijke beslissingen, alsmede de zienswijzen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende volken, als hulpmiddelen voor het bepalen van rechtsregelen.

  1. Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van het Hof een beslissing "ex aequo et bono" te geven indien de partijen daarmede instemmen.
  1. Internationale verdragen, die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken staten worden erkend;

  2. Gewoonterecht;

  3. Algemene rechtsbeginselen die zijn erkend door de “beschaafde volken” (een term waaraan heden ten dage geen specifieke betekenis meer wordt toegekend, maar die in de negentiende en vroeg-twintigste eeuw werd gebruikt om onderscheid te maken tussen “beschaafde naties” en andere volken).

Daarnaast kan het Hof nog als zogenoemde subsidiaire bronnen toepassen: 4) Rechterlijke beslissingen; 5) Doctrine (of, zoals de formulering officieel luidt: “de zienswijzen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende volken”).

Art. 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof maakt onderscheid tussen twee bronnen: 1. Primaire bronnen: - Verdragen, gewoonterecht en algemene rechtsbeginselen.

  1. Subsidiaire bronnen:
  • Jurisprudentie en de opvatting van rechtsgeleerden, de doctrine.

De in artikel 38 genoemde primaire en aanvullende bronnen van het internationaalrecht nader besproken worden. Twee kanttekeningen:

Eerste plaats: - Bronnen van het Internationaal recht kunnen veranderen (door de tijd heen). Tweede plaats: - Ook dient bedacht te worden dat binnen een bepaalde periode verschillen van mening kunnen bestaan over de bronnen van het internationaalrecht. - Kenmerkend is het natuurrechtelijke traditie.

Een voorbeeld van deze manier van denken is nog steeds veelvuldig aangehaalde uitspraak dat alle mensen van nature vrij zijn of van nature beschikken over fundamentele rechten ofwel het natuurrecht.

Hier tegenover staat het rechtspositivisme. Deze stroming gaat niet uit van vooraf gegeven normen die bindend zijn voor staten, maar tracht veeleer te achterhalen welke normen in de internationale praktijk daadwerkelijk door staten als bindend worden aanvaard. Deze stelt de wil van de staat voorop, zoals deze is neergelegd in verdragen, in gewoonterecht of als in geldig erkende algemene rechtsbeginselen.

Bijvoorbeeld zaak Lotus

Art. 38 is niet bedoeld als een uitputtende opsomming van alle bronnen van het internationaalrecht. Er is dan ook volop discussie over mogelijke andere bronnen van het internationaalrecht die niet in dit artikel staan opgenomen. Deze discussie wordt gevoed door veranderingen in de internationale samenleving, zoals dekolonisatie, het toenemende belang van niet-statelijke actoren of de articulatie van fundamentele mensenrechten en normen van humanitair recht.

Ius dispositivum dit omvat al het internationaal recht dat is gebaseerd op de expliciete of impliciete instemming of acceptatie door staten.

Ius Cogens ofwel het dwingend recht, dit is een term uit het Internationaal recht. Die verwijst naar bijna alle staten aanvaard worden en voor de internationale gemeenschap van een fundamenteel belang zijn. Een voor de hand liggende vraag is waar de normen van ius cogens vandaan komen.

Verdragen is een schriftelijke overeenkomst tussen staten en/of internationale organisaties. Dit wordt door het Internationaal recht beheerst. Verschillende namen ‘conventie, handvest, akte, statuut of protocol’.

Qatar v. Bahrain: Ondertekende notulen (door minister van buitenlandse zaken) geld als een

verdrag. Het gaat in essentie om of partijen hun wil om gebonden te worden kenbaar hebben gemaakt.

Bilaterale verdragen: Tussen twee of meer partijen, bijvoorbeeld over de grenslijnen van een land. Een verdrag betreffende economische hulp of een verdrag waarbij goederen worden gekocht of verkocht. Soms ook wel traités-contrats genoemd i.v. gelijkenissen koopcontract.

Traités-lois: Verdragen die tot doel hebben algemene regels te formuleren. Gelijkenissen met nationale wetten. Vb. verdrag inzake diplomatieke immuniteiten en zeerecht. Traités-constitutions: Dit zijn verdragen waarmee staten internationale organisaties oprichten, zoals het EU-verdrag of het VN-Handvest.

 Bij ratificatie van of toetreding tot een multilateraal verdrag kan een staat bepaalde voorbehouden maken er zijn dan drie opties:

  1. Een staat kan dan een verdrag slechts ten delen aanvaardt als bindend.

  2. In sommige gevallen spreekt een verdrag zich expliciet uit over de toelaatbaarheid van voorbehouden. Zo kan een verdrag aangeven dat bepaalde voorbehouden toelaatbaar zijn of aangeven dat geen enkel voorbehoud bij een verdrag is toegestaan.

  3. Wat is echter de situatie als een verdrag zwijgt over de toelaatbaarheid van voorbehouden? Op deze vraag wordt ingegaan in artikel 19 van het Weens Verdragenverdrag. Artikel 19 stelt dat een voorbehoud bij een verdrag is toegestaan, tenzij dit voorbehoud in strijd is met het voorwerp en doel van het betreffende verdrag. Als een verdrag derhalve zwijgt over de toelaatbaarheid van voorbehouden, zullen de verdragspartijen ieder voor zichzelf moeten bepalen of zij het voorbehoud in overeenstemming achten met het voorwerp en doel van het verdrag. Hierbij kunnen de posities van de diverse verdragspartijen uiteen lopen. Een staat kan een dergelijk voorbehoud in overeenstemming achten met voorwerp en doel van het verdrag en derhalve het voorbehoud aanvaarden.

Tussen deze staat en de staat die het voorbehoud maakt, treedt dan het verdrag in werking, met uitzondering van de bepalingen (of: de gedeelten van de bepalingen) waarbij een voorbehoud is gemaakt. Het effect van een voorbehoud is derhalve wederkerig: als staat A een voorbehoud maakt bij bepaling x, is verdragspartij B jegens staat A niet gebonden aan deze bepaling.

Voorbehoud in strijd is met voorwerp en doel van het verdrag. In dat geval zijn er twee mogelijkheden: 1. In de eerste plaats kan een staat aangeven dat hij de staat die het voorbehoud maakt, niet als verdragspartij beschouwt. In dat geval ontstaat er tussen deze staat en de staat die het voorbehoud maakt geen verdragsrelatie.

  1. In de tweede plaats kan een staat het voorbehoud als strijdig met het voorwerp en doel van het verdrag beschouwen, maar verder niets vermelden. In dat geval ontstaat wel een verdragsrelatie: tussen de beide staten treedt dan het verdrag in werking, met uitzondering van de bepalingen (of de gedeelten van de bepalingen) waarbij een voorbehoud is gemaakt. In deze zin is er derhalve geen verschil tussen enerzijds een staat die een voorbehoud aanvaardt en anderzijds een staat die wel bezwaar maakt tegen het voorbehoud, maar die daarbij verder niets vermeldt.

Interpretatie methoden van verdrag

Als een verdrag in werking is getreden, kan daarop door verdragspartijen een beroep worden gedaan. In dat geval rijst de vraag naar de inhoud van de bepalingen van een verdrag: hoe dienen de bepalingen van een verdrag te worden gelezen? In het Verdragenverdrag worden drie onderling samenhangende methoden onderscheiden die kunnen worden gebruikt bij de interpretatie van een verdrag:

  • De tekstuele of objectieve methode, waarbij de termen uit een verdrag worden uitgelegd volgens de betekenis die zij hebben in het normale spraakgebruik. Hierbij dient tevens rekening te worden gehouden met de manier waarop verdragspartijen sinds de inwerkingtreding van het verdrag zijn omgegaan met de bepalingen uit dat verdrag (de zogenoemde “subsequent practice”, genoemd in artikel 31 lid 3).

  • De intentionele of subjectieve methode, waarbij een bepaling wordt uitge- legd in overeenstemming met de intenties van de verdragspartijen. Deze intenties zijn te vinden in de onderhandelingsstukken (travaux preparatoires). Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met het feit dat de tekst van verdragen veelal het resultaat is van compromissen, waardoor het soms moeilijk is een duidelijke intentie van verdragspartijen vast te stellen.

  • De teleologische methode, waarbij het doel en de strekking van een verdrag centraal staat. Volgens deze methode dient een bepaling te worden uitgelegd op de manier die het meest bijdraagt aan de effectuering van het doel van een verdrag. Het gebruik van deze methode wordt dan ook wel omschreven als de toepassing van het effectiviteitbeginsel. Zoals in hoofdstuk 5 zal worden uiteengezet, is deze methode veelvuldig gehanteerd door het Europees Hof van Justitie, dat het ‘nuttig effect’ (effet utile) van Europeesrechtelijke bepalingen centraal stelde.

Was dit document nuttig?

Werkgroep uitwerkingen Inleiding internationaal en Europees recht Leerdoel 1: Wat zijn de bronnen van het internationaal recht

Vak: Introduction to International and European Union Law (RR106)

999+ Documenten
Studenten deelden 1796 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
Leerdoel 1: Wat zijn de bronnen van het internationaal recht?
Staten kunnen een dergelijk onderscheid maken, omdat er criteria bestaan die aangeven welke
regels wel en welke regels niet tot de internationale rechtsorde behoren. In de meest algemene
zin luidt het criterium dat wordt gebruikt om te bepalen of een regel tot het internationaal
recht als deze voortvloeit uit of gefundeerd kan worden op ten minste één van de bronnen van
de internationale rechtsorde.
Artikel 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof
1. Het Hof, welks taak het is in de daaraan voorgelegde geschillen te beslissen overeenkomstig
het internationale recht, doet dit met toepassing van:
a. internationale verdragen, zowel van algemene als van bijzondere aard, waarin regels
worden vastgelegd die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken Staten worden
erkend;
b. internationaal gebruik, als blijk van een als recht aanvaarde algemene gewoonte;
c. de door beschaafde volken erkende algemene rechtsbeginselen;
d. onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 59, rechterlijke beslissingen, alsmede
de zienswijzen van de meest bevoegde schrijvers der verschillende volken, als
hulpmiddelen voor het bepalen van rechtsregelen.
1. Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van het Hof een beslissing "ex aequo et
bono" te geven indien de partijen daarmede instemmen.
1) Internationale verdragen, die uitdrukkelijk door de bij het geschil betrokken
staten worden erkend;
2) Gewoonterecht;
3) Algemene rechtsbeginselen die zijn erkend door de “beschaafde volken
(een term waaraan heden ten dage geen specifieke betekenis meer wordt
toegekend, maar die in de negentiende en vroeg-twintigste eeuw werd
gebruikt om onderscheid te maken tussen “beschaafde naties” en andere
volken).
Daarnaast kan het Hof nog als zogenoemde subsidiaire bronnen toepassen:
4) Rechterlijke beslissingen;
5) Doctrine (of, zoals de formulering officieel luidt: “de zienswijzen van de
meest bevoegde schrijvers der verschillende volken”).
Art. 38 van het statuut van het Internationaal Gerechtshof maakt onderscheid tussen twee
bronnen:
1. Primaire bronnen:
- Verdragen, gewoonterecht en algemene rechtsbeginselen.
2. Subsidiaire bronnen:
- Jurisprudentie en de opvatting van rechtsgeleerden, de doctrine.