Meteen naar document

Arresten Ondernemingsrecht 2011

Jurisprudentie 2011
Vak

Ondernemingsrecht

138 Documenten
Studenten deelden 138 documenten in dit vak
Studiejaar: 2011/2012
Geüpload door:
Anonieme student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Universiteit Leiden

Reacties

inloggen of registreren om een reactie te plaatsen.

Preview tekst

Jurisprudentie Ondernemingsrecht

Week 1

The Lord’s Choir

Casus: Jong volwassenenkoor ‘The lords Choir’ gebruikt zaal van Roomsch-katholieke Parochie Elisa. Koor eist piano en drumstel op als haar eigendom. Volgens de kerk is het koor geen rechtssubject en kan zij dus ook geen eigenaar zijn. Koor kwalificeert zichzelf echter als een informele vereniging. Rechtsvraag: Wanneer kan een samenwerkingsverband gekwalificeerd worden als informele vereniging? Hof: ‘Informele vereniging is een georganiseerd samenwerkingsverband met een eigen identiteit gericht op een bepaald doel en dat als eenheid aan rechtsverkeer deelneemt door zich als subject van rechten en plichten te gedragen’. Omstandigheden die leiden tot samenwerkingsverband als informele vereniging:

  • Aanwezigheid van gezamenlijk doel
  • Aanwezigheid van bestuur en andere organen/comissies
  • Leden die contributie betalen
  • Eigen administratie
  • Financiële zelfstandigheid
  • Zelfstandig sluiten van overeenkomsten  zoals de koop van piano en drumtoestel NIET vereist voor inf. Vereniging: Oprichtingshandeling, uitdrukkelijke wil van leden gericht op doen ontstaan van vereniging, statuten, inschrijving bij Kamer v Koophandel.  I. sprake van een informele vereniging >> 2:

Week 2 Van der Heijden: Casus: Van Heijden heeft opdrachten gegeven aan Hoogenhuijzen, zowel namens zichzelf, Infocab BV i. e Infocab BV. Infocab BV gaat failliet, en curator weigert facturen te betalen. Rechtsvraag: Wie is er verantwoordelijk voor het betalen van de facturen? HR: Iemand die handelt in naam van een BV i. wordt alleen bevrijd van hoofdelijke aansprakelijkheid als de rechtshandeling van de BV i. later bekrachtigd wordt. Belangrijk is dat de opgerichte BV de vennootschap is die de partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst beoogden. Het was voor Hooghuijzen niet altijd duidelijk namens wie Van Heijden handelden. Daardoor aansprakelijkheid niet weggenomen en bleef van der Heijden persoonlijk aansprakelijk.

V. Slochteren – Staal (Economische Eigendom Maatschap)

Casus: Boerenbedrijf van vader en zoon. Vader brengt boerderij in onder verlening van gebruiksgenot  Maatschap wordt dus geen jur/econ eigenaar. Vader overlijdt, moeder + zoon sluiten mondeling nieuwe maatschap. Uiteindelijk verkoopt moeder de landerijen. Wat krijgt de zoon van de opbrengst van de verkoop? Moeder: Zoon geen recht op deel van de opbrengst, want was geen sprake van economisch eigendom. HR: Moeder heeft wel economisch eigendom van de boerderij ingebracht  Wanneer is economisch eigendom ingebracht? HR: Op het moment van ontbinding van de maatschap

Van den Broeke – Van der Linden

Casus: Beide 50% vennoot van vof ‘Oke’. Onderhandelen over beëindigen van vof. Boedel moet verdeeld worden  vind geen juridische verdeling plaats (maar zo handelen ze wel). Vd Broeke stelt dat vanderLinden te veel heeft gekregen (het onroerend goed). Hof: Eigendom van onroerend goed zit nog in de vennootschap HR: Stelt hof gelijk. Boedel is nog niet verdeeld, VOF bestaat dus nog.  Wat in vennootschap is gebracht kan niet zomaar ook worden onttrokken (ook rekening houden met evt schuldeisers vd VOF).

Bas-C BV: Casus: Bont wil eenmanszaak omzetten in een BV. Bont gebruikt geld van een voldane factuur om aan zijn stortingsplicht te voldoen. Bas-C BV gaat failliet. Rechtsvraag: Heeft Bas-C BV aan zijn stortingsplicht voldaan? HR: Bont heeft niet zelf geld ter beschikking gesteld, ook niet als Bas-C BV geld schuldig was aan Bas-C privé, want hierdoor ontstaat alleen een vordering van gelijke waarde. Bont heeft niet aan zijn stortingsplicht voldaan.

Week 3

Verenigde Bootlieden:

Casus: Verenigde Bootlieden BV had een financieel reserve. Door emissie van nieuwe aandelen hielp de bv iedereen aan de 5 procent, zodat iedereen vrijgesteld werd van fiscale belasting, dit was mogelijk de enige oplossing maar ging wel ten koste van andere aandeelhouders. Aandeelhouder beroept zich op 2:201 jo 2:206a Rechtsvraag: Gaat de emissie van nieuwe aandelen aan minderheidshouders in tegen het gelijkheidsbeginsel? HR: ‘Er mag geen inbreuk worden gemaakt op het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders, tenzij voor de ongelijke behandeling een redelijke en objectieve rechtvaardiging kan worden aangewezen. Is er sprake van rechtvaardiging? JA, want opheffing van nadelige fiscale ongelijkheid door maatregelen voor de andere aandeelhouders gaf slechts een relatief geringe daling in het belang van deze aandeelhouder. Werkgroep: Als alle aandeelhouders eens zijn met de uitgifte van nieuwe aandelen, doen ze afstand van hun voorkeursrecht en kunnen nieuwe aandeelhouders toetreden.

Unidek: Casus: Eggenhuizen, statutair-directeur van Unidek, is ontslagen op grond van 2:244 BW. Na 6 maanden daagt hij unidek voor de RB. AVA beroept zich op verjaring. Eggenhuis beroept zich op het feit dat zijn vordering niet verjaard is. Rechtsvraag: Heeft ontslag van een directeur van een NV of BV ook tot gevolg dat zijn arbeidsovereenkomst ten einde komt? HR: AVA was bevoegd Eggenhuizen te ontslaan. 2:244 BW heeft bovendien de bedoeling de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Dienstbetrekking is beëindigd en vordering is verjaard.

Aantekeningen: Als bestuurder wordt ontslagen (door de AV) is het de bedoeling dat beide verhoudingen (vennootschaprechtelijke en contractuele) tot een einde komen.

Bibolini: Rechtsvraag: Heeft bevoegdheidsbeperking wel externe werking als de wederpartij hier van af wist? HR: Als men bij het sluiten van een overeenkomst met een vennootschap op de hoogte is van een interne bevoegdheidsbeperking, en alsnog de overeenkomst sluit, dan kan het in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid om de vennootschap aan de overeenkomst te houden.

Astro: Casus: Astro heeft 100 % dochterondernemingen. Astro en dochters zijn gevestigd in Curaçao. Statutaire directie wordt gedaan door dochter Pierson. Pierson heeft een lening verstrekt aan een dochter van Astro. Astro heeft zichzelf hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor schulden die zijn dochtermaatschappijen maken met Pierson. Hoofdelijkheidsverklaring is getekend door de statutaire directie. Astro eist een verklaring voor recht dat de hoofdelijkheisverklaring nietig zijn, omdat wegens doeloverschrijding de verklaringen niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen en Astro dus niet binden en Pierson onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Rechtsvraag: Is er een tegenstrijdig belang als er een indirecte betrokkenheid is tussen de partijen (moeder- en dochtervennootschap)? HR: Bij het aangaan van een aansprakelijkheidsverplichting mag de vennootschap niet vertegenwoordigd worden door de dochtervennootschap van de wederpartij. Er is geen sprake van een tegenstrijdig belang maar van een parallel belang.

Bruil: Casus: Bruil-Arnhem beheer verkoopt grond aan Bruil-Arnhem-Kombex, met de voorwaarde dat als Kombex hem wilt verkopen, beheer voorkeursrecht heeft. Beide vertegenwoordigd door G. Bruil. Beheer doet een beroep op tegenstrijdig belang tussen haar en G. Bruil. Rechtsvraag: Is er sprake van een tegenstrijdig belang? HR: Als twee vennootschappen een overeenkomst sluiten terwijl ze vertegenwoordigd worden door dezelfde persoon, dan hangt het van de omstandigheden af of er een tegenstrijdig belang is. Wanneer verschillende vennootschappen een groep vormen zal er meestal sprake zijn van een parallel belang, omdat het de bedoeling is om de zeggenschap in één hand te houden.

Week 5

Landis

Art. 2:346 moet ruim worden opgevat. Als een vennootschap uit een moeder-dochtermaatschappij bestaat, kan er ook een enqueteprocedure gericht worden tegen de dochtermaatschappijen. NB: Bij het doen van zo’n verzoek moet er wel melding gemaakt worden!

Berghuizer Papierfabriek

Casus: (1988) vennootschap opgericht tot ontwikkeling en productie van digitale kleurenpers

  • Verweerster/bestuurder (bij oprichting) voor 12,5% deelgenomen in haar kapitaal.
  • 1990  Aandelenemissie, verweerster zo dus nog maar 8% van geplaatst kapitaal, zij had een optie verleend op deel van haar aandelen aan A (A dus recht om de aandelen te kopen). Vennootschap eist sv doordat de aandelen voor veel te lage prijs zijn verkocht. Grondslag: Verweerster heeft haar taak als bestuurder onbehoorlijk vervuld door verlening van optie tot aankoop van de aandelen zónder de vereiste goedkeuring van de RvC.

Rb: 2:146  er moet sprake zijn van ernstig verwijt voor onbehoorlijk bestuur Hof: Aangaan van optie-ovk zonder de statutaire vereiste goedkeuring van RvC is een ernstig verwijt. Taak als bestuurder is onbehoorlijk vervuld >> 2: 9

Ontvanger/ Roelofsen

Casus: Roelofsen (bestuurder en enig aandeelhouder over 2 BV’s (samen fiscale eenheid)) ontvangt 7 naheffingsaanslagen, maar heeft niet betaald. Later beide BV’s failliet verklaard. Fiscus stelt Roelofsen aansprakelijk om zo alsnog betaald te krijgen. Er blijkt dat Roelofsen heeft gesleept met de omzetten door deze te verschuiven. Roelofsen zegt niet te kunnen voorzien da vennootschappen de aanslagen niet zouden kunnen voldoen. HR onderscheid 2 gevallen:

  1. Bestuurdersaansprakelijkheid kan worden aangenomen als deze bij het aangaan vd verbintenissen wist/redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap haar verplichtingen niet na zou kunnen voldoen.
  2. Betrokken bestuurder kan aansprakelijk zijn voor schade van schuldeiser, als zijn handelen/nalaten als bestuurder tov de schuldeiser onzorgvuldig is dat hem daar een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt (hiervan is sprake als bestuurder wist/behoorde te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde/toegelaten handelswijze het gevolg had tot niet- nakoming van de verplichtingen. Grote verschil:
  • Als je ovk aangaat en van te voren wist/behoorde te begrijpen dat je deze niet zou kunnen nakomen dan ben je aansprakelijk
  • Als je ovk wel mocht aangaan, omdat er slechts reden was tot twijfel aan nakomen, dan kun je aansprakelijk gesteld worden.

Van de Ven (-Staleman):

Casus: Van de Ven richt twee dochtermaatschappijen op om lease-activiteiten met gebruikte auto’s uit te gaan voeren. Staleman en Richelle zijn directeuren van de 3 vennootschappen. Gaan een samenwerking aan met Easy Rent B. De lease-activiteiten leiden tot grote verliezen en de bank start onderzoek naar de lease-portefeuille. Er blijkt dat aan de directeuren decharge is verleend. Aandeelhouders stellen Staleman en Richelle aansprakelijk voor de verliezen, maar deze beroepen zich op de decharge. Rechtsvraag: Is er sprake van onbehoorlijk bestuur (art. 2:9 BW), hoever strekt de decharge? HR: Voor aansprakelijkheid op grond van 2:9 BW is vereist dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval (aard vd activiteiten en daaruit voortvloeiende risico’s, taakverdeling binnen bestuur, richtlijnen die gelden voor het bestuur, gegevens waarover bestuurder behoorde te beschikken, inzicht en zorgvuldigheid) Décharge wordt beperkt tot gegevens die formeel bekend waren bij de AVA. Dus strekt niet tot de gegevens die niet uit de jaarreking blijken! Décharge = Als de jaarrekening wordt goedgekeurd dan volgt hierop meestal ook een déchargeverlening aan de bestuurder. Dit betekent dat de AV zijn goedkeuring geeft aan de bestuurder over het gevoerde financiële beleid van het afgelopen boekjaar en de bestuurders van alle verdere aansprakelijkheid bevrijdt worden). Dus bestuurders (intern) aansprakelijk voor schade uit onbehoorlijke taakvervulling >>2:

Heipalenhandel-arrest

Verdedigd werd dat het gebruik van visitekaartjes en enveloppen met de woorden ‘Heipalenhandel G. Ysker & Zoon’ niet anders kan worden aangemerkt dan het voeren van een handelsnaam. Rb+Hof: ‘G. Yskes & Zoon BV’ is voldoende afwijkend van ‘Palen Jan Ijsker BV’ om verwarring te kunnen voorkomen. HR: Verwerpt dit  in praktijk dus niet altijd duidelijk welk woord(en) aan te merken is als handelsnaam.

Rodamco North America:

Casus: Grootaandeelhouder (ABP) had 23,9% aandelen in RNA, hij verkocht dit aan Westfield, deze wilde RNA overnemen (bestaande bestuur vervangen). RNA wilde dit niet en Westfield stelt in AVA voor het bestuur te ontslaan. RNA begint met uitgeven nieuwe aandelen aan de (zelf opgezette) stichting Rodamco. Rechtsvraag: Is de uitgifte van deze aandelen geoorloofd als beschermingsmaatregel of is er sprake van wanbeleid van Rodamco? HR: Het gebruik van beschermingsmaatregelen is gerechtvaardigd als die noodzakelijk zijn voor de continuïteit en het beleid van de vennootschap, en de belangen van betrokkenen. Het is gerechtvaardigd wanneer er een adequate en proportionele reactie op het dreigende gevaar van de ongewenste overname vormt  het bestuur heeft hier veel ruimte.

Week 7

Doublemint

Casus: Aanvraag voor inschrijving woordmerk Doublemint voor een pakje kauwgom. OHIM weigert inschrijving ogv Art 7(1) sub C Merkenverordening: Een ‘woord’ als merk moet geweigerd worden als het in een van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren/diensten aanduidt. Rechtsvraag: Is Doublemint is als woordmerk te beschrijvend? HvJ: Doublemint moet worden geweigerd omdat minstens 1 van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren of diensten aanduidt. Kan wel via inburgering alsnog geldig zijn, dat is hier het geval.

Libertel:

Casus: Libertel deponeert een oranje kleur als merk. Rechtsvraag: Wanneer kan een kleur als merk worden ingediend? HR: Een kleur kan een merkteken zijn in omstandigheden, maar dan is bijna altijd inburgering vereist en bovendien een internationaal erkende kleurcode nodig. Aantekeningen: ‘Kleur’ kan een onderscheidend vermogen hebben ogv Art. 3(1) sub B/ lid 3 Merkenrichtlijn, een kleurenmerk moet voldoen aan de volgende voorwaarde om binnen de

EU te kunnen worden geregistreerd:

  • Moet gaan om een grafische voorstelling die nauwkeurig, duidelijk, gemakkelijk toegankelijk, begrijpelijk, duurzaam en objectief is.

  • Moet een onderscheidend vermogen hebben  hierbij moet rekening gehouden worden met het algemeen belang, dat de beschikbaarheid van kleuren niet ongerechtvaardigd wordt beperkt voor andere marktdeelnemers.

  • Bescherming >> 2 (1) BVIE  geeft aan wanneer gebruik van tekens verboden kan worden Sub A: Als identiek is aan elkaar Sub B: Soortgelijke teken én soortgelijk waar >> Puma/Sabel

Sub C: Bekende merken >> Adidas/Fitnessworld, Intel/Intelmarkt, Lóreal/Bellure Sub D: Ander gebruik (niet als merk) >> Nijntje

Puma/Sabel (sub B)

Casus: Sabel: Springende roofkat, Puma: Springende puma. Uit politieke compromis is criterium voor sub B geformuleerd als ‘verwarringsgevaar inhoudende de mogelijkheid van associatie >> Art 4 en 5 (1) sub B Merkenrichtlijn en 2(1) sub B BVIE Rechtsvraag: Is hier sprake van verwarring of is er sprake voor gevaar voor associatie? HR: Art. 4 lid 1 merkenrichtlijn is niet toepasselijk als er geen verwarring bij het publiek ontstaat. Bij de beoordeling van gelijkheid tussen merken moet het teken in zijn geheel worden gezien (totaalindruk). Verwarringsgevaar dient beoordeeld te worden adhv alle relevante omstandigheden van het geval. Het gaat om een visuele/auditieve/begripsmatige overeenkomst tussen de merken. Hierbij is de indruk van consumenten heel belangrijk! Er is i. geen sprake van gevaar voor verwarring, maar gevaar voor associatie, waardoor de eis van puma niet wordt ingewilligd. Teven weegt mee dat Sabel onbekend is.

Adidas/Fitnessworld (sub c):

>> Art. 5(2) Merkenrichtlijn, art. 2(1) sub c BVIE Casus: Adidas: 3 strepen, Fitnessworld: 2 strepen Rechtsvraag: Is hier sprake van merkinbreuk door verwarring bij het publiek? HR: Art. 5 merkenrichtlijn. Wanneer het publiek een teken als versiering opvat (i.), dan is er geen verband met het bekende merk en dus geen verwarring.

Intel/Intelmark (sub c):

Casus: Intel maakt bezwaar op het inschrijven van het marketingbedrijf ‘Intelmarkt’. Intel vreest dat Intelmark afbreuk zou doen aan hun reputatie. Rechtsvraag: Is hier sprake van afbreuk van reputatie van het oude merk door het nieuwe merk? >> art 4(4) sub A Merkenrichtlijn = uitleg van 2(1) sub C BVIE Er moet worden aangetoond dat economisch gedrag van de gemiddelde consument waarvoor het oudere merk (INTEL) is ingeschreven, is veranderd als gevolg van inschrijving van het nieuwere merk (Intelmarkt) OF dat er grote kans bestaat dat dit zal gebeuren. Verband tussen oude en nieuwe merk is er als het nieuwe merk bij de consument het oudere merk in gedachte oproept. HR: Voor een verbod op het gebruik van een ‘jonger’ merk zijn verschillende eisen:

  • De consument legt een verband tussen beide merken
  • Het ‘jonge’ merk geniet hierdoor een ongerechtvaardigd voordeel
  • Het ‘oude’ merk is minder onderscheidend (verwatering) geworden door jongere merk
  • De reputatie van het ‘oude’ merk wordt geschaad Van verwatering is alleen sprake als het economisch gedrag van de consument verandert door het ‘jonge’ merk, of als aannemelijk is dat dit nog gaat gebeuren.

L’Oréal/Bellure (sub C):

Casus: Bellure maakt een kopie van L’Oréals parfum. Verkoopt deze ook als een kopie. Er is dus geen sprake van verwarring van het publiek. Rechtsvraag: Trekt Bellure ongerechtvaardigd voordeel uit L’Oréal? Aantekeningen: Er hoeft geen sprake te zijn van verwarringsgevaar dat afbreuk doet, voldoende is dat derde ‘in het kielzog van het bekende merk probeert te varen’, waarbij derde profiteert van de aantrekkingskracht en reputatie van het bekende merk en daarmee voordeel te halen uit het werk van de houder van het merk.

Kluwer/Lamoth:

Casus: Fotograaf Lamoth ingehuurd door Kluwer. Styliste van Kluwer had voorwerpen voor de foto’s gerangschikt. Foto’s die gemaakt werden verkocht door Kluwer. Rechtsvraag: Maakt Kluwer inbreuk op het auteursrecht van Lamoth? Of is de styliste de in grote mate mede-maker van de foto en is er sprake van gemeenschappelijk auteursrecht? HR: Van gemeenschappelijk auteursrecht is sprake als de fotograaf een foto neemt van een object dat door een styliste creatief is gerangschikt. Wie de ‘maker’ is moet niet alleen gebasseerd worden op degene die het stoffelijke voorwerp heeft vervaardigd, het gaat ook om het eigen oorspronkelijke karakter (i. keuze van compositie speelt dus grote rol). Er is i. dus sprake van gemeenschappelijk makerschap. Kluwer (werkgever van styliste) is dus net als Lamoth mede-rechthebbende van de foto. >> Art 6 en 7 Auteurswet

Accordo/Tros:

Casus: Tros produceert Opera talentenshow (bedacht door E. Smid), echter Accordo had eerde zo’n show bedacht en voorgelegd aan Tros. Rechtsvraag: Is er inbreuk van auteursrecht door Tros t.o. Accordo ogv 13 Auteurswet? HR: Er is inbreuk op auteursrecht als er tussen twee werken zo weinig verschil is dat het eerste werk niet meer als zelfstandig werk aangemerkt kan worden. Aantekeningen: Sprake van ‘werk’ in auteursrechtelijke zin als het gaat om een zelfstandige schepping, niet ontleend van ander werk  mate van overeenstemming van belang. Inbreuk-criterium: Sprake van inbreuk als ‘de totaalindrukken die het gevolg zijn van overeenstemmende auteursrechtelijke beschermde trekken’ te weinig verschillen om van een zelfstandig nieuw werk te spreken. Het idee van een talentenjacht voor operette is te algemeen.

Damave/Trouw (citaatrecht):

Casus: Trouw publiceert boekbespreking in haar krant met daarbij tekeningen uit het boek en een naamsverwijzing van Auteur. Damave (die de tekeningen had gemaakt) klaagt trouw hiervoor aan. Rechtsvraag: Is hier sprake van schending van het auteursrecht (art 15a jo 10 jo 6 Auteurswet) van Damave door Trouw? HR: Een citaat is toelaatbaar als de afbeelding en de tekst een geheel vormen om de lezer een indruk van het werk te geven. Een citaat mag geen wezenlijke afbreuk doen aan de door de auteursrecht beschermde belangen van de rechthebbende terzake de exploitatie van het betreffende werk. Afbeelding als citaat is toelaatbaar als er niet zoveel nadruk op komt te liggen dat die de functie van versiering krijgt. I. wordt de tekening gebruikt als citaat, dus is er geen sprake van inbreuk.

Week 9

Ciba Geiya/Oté Optics:

Casus: CG heeft een Europees octrooi op vorm van lenzenvloeistof (met bep. hoeveelheid zout). Oté maakt vloeistof met bijna dezelfde hoeveelheid zout. Octrooi op ‘werkwijze voor desinfecteren en reinigen van de lenzen. Volgens CG was het wezen van de uitvinding het gebruik van keukenzout en ging het niet om de concentratie. Rechtsvraag: Hoe moet het octrooi worden opgevat? HR: De inhoud van het octrooiverleningsdossier kan bij de uitleg van een octrooi betrokken

Worden, gekeken moet worden naar de conclusie van de uitleg bij het octrooi en dit moet worden afgewogen in het concrete geval. Ook is de mate waarin de geoctrooieerde uitivinding vernieuwing heeft gebracht van belang. Middenweg vinden tussen bescherming van octrooihouder en rechtszekerheid van derden. Hoe hoger het ‘revolutionaire’ gehalte van een uitvinding, hoe moeilijker de bescherming van de octrooihouder is. Samenstelling zoutoplossing van vloeistof geeft zo’n belangrijke vorm aan de uitvinding, dat er sprake is van inbreuk.

Week 10

Hijskraan (nodeloze verwarring):

Casus: Hyster en Geveke hebben beide een kraan vervaardigd. Deze kraan is op alle van primair belangzijnde punten vrijwel volkomen nagebootst door Thole. Rechtsvraag: Is nabootsing van een product toegestaan en zo ja, wanneer? HR: De Hoge Raad heeft in dit arrest bepaald dat nabootsing van het product van een concurrent in beginsel toegestaan is. Dit is echter toegestaan indien men zonder aan de deugdelijkheid en bruikbaarheid van het product afbreuk te doen, geen andere weg had kunnen inslaan en men geen verwarring sticht. In dat geval namelijk sprake van slaafse nabootsing.  ‘nodeloos nabootsen en daardoor verwarring stichten’. Er moet natuurlijk wel sprake zijn van een onderscheidend vermogen. I. het geval  Thole heeft ook op punten waar hij andere weg had kunnen inslaan nagebootst.

Uitdelen Leeuwenhosen

  • KNVB had exclusieve deal met Heineken. Bavaria wilde bij het station Leeuwenhosen uitdelen (reclame)  KNVB moest zorgen dat de bezoekers deze zoveel mogelijk zouden aantrekken. Heineken eist dat KNVB géén Leeuwenhosen zou laten uitdelen (en dus eiste KNVB dit van Bavaria).

Rechter besloot tot verbod voor Bavaria om rond 10 km van stadion promotieartikelen aan te breden aan publiek. Bavaria zou op slinkse wijze reclame kunnen voeren in stadion zonder daarvergoeding voor te betalen aan KNVB en zo schade toe te brengen aan zowel KNVB als Heineken.

Holland Nautic/ Decca

Decca produceert speciaal navigatiesysteem en gebruikt hiervoor vuurtorens die signalen afgeven. Voor financiering van deze vuurtorens verhuurd Decca ontvangers. NA het verlopen van zijn octrooi begon Holland Nautic deze ontvangers na te bouwen en te verkopen. Hij gebruikte daarbij het signaal dat de vuurtorens (van decca) gaf, maar betaalde niet mee aan het onderhoud van de vuurtorens  prijzen van zijn ontvangers dus ook lager. HR: Het was niet oneerlijk dat HN profiteerde van de vuurtorens zonder mee te betalen aangezien het octrooi was verlopen.

Was dit document nuttig?

Arresten Ondernemingsrecht 2011

Vak: Ondernemingsrecht

138 Documenten
Studenten deelden 138 documenten in dit vak

Universiteit: Universiteit Leiden

Was dit document nuttig?
Jurisprudentie Ondernemingsrecht
Week 1
The Lord’s Choir
Casus: Jong volwassenenkoor ‘The lords Choir’ gebruikt zaal van Roomsch-katholieke
Parochie Elisa. Koor eist piano en drumstel op als haar eigendom.
Volgens de kerk is het koor geen rechtssubject en kan zij dus ook geen eigenaar zijn. Koor
kwalificeert zichzelf echter als een informele vereniging.
Rechtsvraag: Wanneer kan een samenwerkingsverband gekwalificeerd worden als informele
vereniging?
Hof: ‘Informele vereniging is een georganiseerd samenwerkingsverband met een eigen
identiteit gericht op een bepaald doel en dat als eenheid aan rechtsverkeer deelneemt door
zich als subject van rechten en plichten te gedragen’.
Omstandigheden die leiden tot samenwerkingsverband als informele vereniging:
- Aanwezigheid van gezamenlijk doel
- Aanwezigheid van bestuur en andere organen/comissies
- Leden die contributie betalen
- Eigen administratie
- Financiële zelfstandigheid
- Zelfstandig sluiten van overeenkomsten zoals de koop van piano en drumtoestel
NIET vereist voor inf. Vereniging:
Oprichtingshandeling, uitdrukkelijke wil van leden gericht op doen ontstaan van vereniging,
statuten, inschrijving bij Kamer v Koophandel.
I.C. sprake van een informele vereniging >> 2:30
Week 2
Van der Heijden:
Casus: Van Heijden heeft opdrachten gegeven aan Hoogenhuijzen, zowel namens zichzelf,
Infocab BV i.o. e Infocab BV. Infocab BV gaat failliet, en curator weigert facturen te betalen.
Rechtsvraag: Wie is er verantwoordelijk voor het betalen van de facturen?
HR:
Iemand die handelt in naam van een BV i.o. wordt alleen bevrijd van hoofdelijke
aansprakelijkheid als de rechtshandeling van de BV i.o. later bekrachtigd wordt. Belangrijk is
dat de opgerichte BV de vennootschap is die de partijen bij de totstandkoming van de
overeenkomst beoogden. Het was voor Hooghuijzen niet altijd duidelijk namens wie Van
Heijden handelden. Daardoor aansprakelijkheid niet weggenomen en bleef van der Heijden
persoonlijk aansprakelijk.
V. Slochteren – Staal (Economische Eigendom Maatschap)
Casus: Boerenbedrijf van vader en zoon. Vader brengt boerderij in onder verlening van
gebruiksgenot Maatschap wordt dus geen jur/econ eigenaar.
Vader overlijdt, moeder + zoon sluiten mondeling nieuwe maatschap.
Uiteindelijk verkoopt moeder de landerijen.
Wat krijgt de zoon van de opbrengst van de verkoop?
Moeder: Zoon geen recht op deel van de opbrengst, want was geen sprake van economisch
eigendom.
HR: Moeder heeft wel economisch eigendom van de boerderij ingebracht
Wanneer is economisch eigendom ingebracht?
HR: Op het moment van ontbinding van de maatschap